Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Thomas COCHRANE

betekenis & definitie

graaf van Dundonald, Brits admiraal (Annsfield, Lancashire, 14 Dec. 1775 - Londen 30 Oct. 1860), kwam in 1793 bij de marine. In Mei 1801 volbracht hij een roemrijk wapenfeit door het veroveren van het Spaanse fregat El Gamo op de hoogte van Barcelona.

In de daarop volgende jaren veroverde hij vele Franse marineschepen. Een korte krijgsgevangenschap en enige tijd, dat hij lid van het Lagerhuis was, onderbraken zijn krijgsbedrijven. Hij was zeer radicaal en gispte de vele misbruiken bij de marine. In 1809 vernielde hij op de rede van Aix bij Rochefort 10 Franse linieschepen en enige fregatten en ontving daarvoor de Bath-orde.

Onmiddellijk daarna beschuldigde hij lord Gambier, onder wiens opperbevel hij dit had volbracht, van plichtsverzuim, doch deze stond bij de regering in de gunst en werd vrijgesproken. Ook omdat Cochrane tot de oppositie behoorde, trachtte men hem onschadelijk te maken. Men ontdekte een samenzwering, om door het uitstrooien van valse geruchten nopens de afstand van Napoleon de staatspapieren in de hoogte te drijven en Cochrane werd op bloot vermoeden in deze rechtszaak gewikkeld, met het noodlottig gevolg, dat hij in 1814 door zijn vijanden veroordeeld werd tot een boete van £ 1000, een jaar gevangenisstraf, te pronk staan en verlies van zijn betrekking, van zijn waardigheid als parlementslid en van de Bath-orde. In 1817 trad hij in dienst bij de opstandelingen in Chili en commandeerde er tot 1822 de vloot der voorlopige regering met veel succes.

In 1823 ging hij in dienst van Brazilië, waar keizer dom Pedro hem tot markies van Maranao verhief (1825). Daarna vocht hij voor de Griekse vrijheid en keerde in 1828 naar Engeland terug, waar hij zich wijdde aan wetenschappelijke studies. Willem IV herstelde hem in zijn rang van schout-bij-nacht (1832) en door het overlijden van zijn vader werd hij graaf van Dundonald. Onder de regering van Victoria werd zijn roces herzien en zijn onschuld aan het licht gebracht, waarna hij tot vice-admiraal bevorderd en met het grootkruis der Bath-orde onderscheiden werd.

Nadat hij het opperbevel over de vloot in de Westindische en Noordamerikaanse wateren bekleed had (1848-1851), keerde hij van daar terug met de rang van admiraal. Hij heeft enige geschriften nagelaten, waaronder zijn eigen levensgeschiedenis (Autobiography of a seaman, 2 vols, 1860-’61).Lit.: J. B. Atlay, The trial of Lord C. before Lord Ellen borough (1897).

< >