Vlaams letterkundige en journalist (St Niklaas-Waas 26 Juni 1893), redacteur in België van „De Maasbode”, oud-voorzitter van de Vlaamse sectie van de Belgische „Scriptores Catholici”, bracht met zijn fantastische verhalen De schalmeiende Dood en zijn fantastische roman Het Oog op den Heuvel een eigen geluid in de vernieuwing van het Vlaams proza kort vóór 1930. Geleidelijk gaf hij dit echter prijs voor minder grillig proza, dat meestal een romantische inslag vertoont en tijdens zijn gelukkige momenten, als in Vastenavond, een atmosfeer weet te scheppen.
Hij schreef ook een paar reisverhalen en gaf twee bundels journalistieke schetsen en humoresken uit.Bibl.: De schalmeiende Dood (Amsterdam 1926); Brusselsche Krabbels (Antwerpen 1927); Het Oog op den Heuvel (Amsterdam 1928); De Bajadère (Mechelen 1928); De Man, die het licht stal (Brussel 1929); De bonte Waereld (Antwerpen 1930); Vastenavond (Kortrijk 1932); Mazoerka Kortrijk 1934); Oceania (Leuven 1936); Ik ging eens naar New York (Leuven 1942); De Vluchteling en de Dood (Brussel 1942); Ibolya (Brussel 1943); De mislukte Bedevaart (Brussel 1944).