Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Bedevaart

betekenis & definitie

(1, algemeen) noemt men een reis naar een heilige plaats, die beschouwd wordt als een cultische handeling. De bedevaarten spelen in zeer vele godsdiensten een grote rol.

Men begeeft zich naar een plaats, die in roep van heiligheid staat. De grond daarvan kan zeer verschillend zijn: er zijn daar wonderen geschied, een merkwaardig feit uit de geschiedenis van de godsdienst heeft er plaats gegrepen, er worden bepaalde heiligdommen, relikwieën*, beelden, bewaard, er is een graf van een heilige*, enz. In ieder geval is het een plaats, waar men „zegen” ontvangt, waar zich „macht*” openbaart. Op die plaats gekomen, verricht men allerlei rituele handelingen, waaronder het gebed, waarnaar het Nederlandse begrip is genoemd, natuurlijk een grote plaats inneemt, maar ook processies, bezoeken aan de heiligdommen, bestrijken, kussen of omwandelen daarvan, enz. Men zoekt in het bedevaartsoord ongeveer alles wat de mens gaarne bezit: genezing, uitkomst in moeilijkheden, nakomelingschap, maar ook: opbouwing in het geloof, en het besef, gestaan te hebben op de heilige plaats en aan de heilige handelingen te hebben deelgenomen. De pelgrim aanvaardt zijn tocht dikwijls onder bijzondere voorwaarden; hij moet van aalmoezen leven, een bepaalde wijze van lopen volgen, enz. Gewoonlijk geldt de bedevaart als een bijzonder verdienstelijk werk, maar in de Islam* is de bedevaart naar Mekka, het oude Arabische nationale heiligdom, een godsdienstige plicht, een van de vijf dusgenaamde grondzuilen van de Islam.Bedevaarten kwamen of komen voor in China, Japan, Indië (de heilige plaatsen langs de Ganges); het oude Griekenland en Rome kenden ze vooral in verband met plaatsen, waar orakel* werd gegeven en met graven van heroën. Bekend is hoe de Israëlieten ter bedevaart naar Jeruzalem trokken; de Islam kent, naast de grote bedevaart naar Mekka, talloze heilige plaatsen, gewoonlijk graven van heiligen, die vele pelgrims trekken. In het Boeddhisme was de bedevaart van uitnemend belang; de losse organisatie van die godsdienst vond in de bedevaart bijna haar enige middel tot samenbinding. PROF. DR G. VAN DER LEEUW

(2, R.K.). De bedevaarten staan hoog in aanzien bij de R.K. en de Orthodoxen. Het eerst ontstonden de Christelijke pelgrimstochten naar het Heilige Land. Toen de H. Helena, moeder van keizer Constantijn, zelf naar Jeruzalem was getogen om daar het heilig kruishout te doen opgraven, stroomden van alle kanten de pelgrims toe om getuige te zijn van de verheerlijking van Christus’ kruis en de plaatsen te bezoeken, waar Hij geleefd had en geleden. Zelfs nadat Palestina in bezit kwam van de Mohammedanen, zorgden de Christelijke keizers er voor, dat de bedevaarten naar de „heilige plaatsen” ongestoord konden voortduren.

Toen dat niet meer mogelijk was, snelde Europa te wapen tegen de verdrukkers en ontstonden de zgn. Kruisvaarten, welke wel niet immer het eerste doel in het oog hielden, maar zeker nog meer geestdrift verwekten voor die destijds zo gevaarvolle bede- en boetetochten. Na Jeruzalem, de heilige stad, kwam Rome, de eeuwige stad, het meest in aanmerking. Men wilde „Petrus zien”, zoals de spreuk luidde, in zijn opvolgers. Men wilde ook de graven bezoeken van de apostelen Petrus en Paulus, en dat was voor de bisschoppen de oorsprong van het zgn. bezoek „ad limina*”. Behalve de „prinsen der apostelen” werd de apostel Jacobus, broeder van den evangelist Johannes, de meest beroemde.

Dat kwam hierdoor, omdat na inneming van Jeruzalem door de Arabieren, zijn relikwieën uit die stad naar Compostella in Spanje werden overgebracht en daar zulk een universele belangstelling verwekten, dat in de middeleeuwen Santiago de Compostella als bedevaartplaats onmiddellijk genoemd werd na Jeruzalem en Rome. Beroemd tot op de huidige dag zijn ook de heilige plaatsen, waar men meent een kledingstuk van Jezus of zijn moeder, of een lijdenswerktuig uit Christus’ Passie, of een wonderdadig Christusbeeld te bezitten (heiligdomsvaarten naar Tongeren, Maastricht, Aken, Keulen, Sainte Chapelle te Parijs, Hakendover, Turijn, enz.). Ontelbaar zijn de Mariaheiligdommen. In het Vlaamse land is er bijna geen enkele grote gemeente zonder een vermaard Mariabeeld, dat dan ook weer dikwijls de naam gekregen heeft van de plaats zelf, waar het vereerd wordt. (Onze Lieve Vrouw van Halle, Scherpenheuvel, Oostakker, Alsemberg, Hanswijk (te Mechelen), Groningen, den Bosch, de Sterre der Zee te Maastricht enz.). Het groepsgewijs opgaan (vaart) naar een heiligdom om daar gezamenlijk te bidden (bede), met de overtuiging, dat daaraan bijzondere zegeningen zijn verbonden, heeft in Nederland welbekende voorbeelden; zo de bedevaarten naar Alkmaar (H. Bloed), Amsterdam (Stille omgang), Boxtel (H.

Bloedwonder), Den Briel (Martelaren van Gorcum), Dokkum (H. Bonifacius), Egmond (H. Adelbertus), Heilo (O.L. Vrouw ter Nood), Den Bosch (ZoeteLieve Vrouw), Maastricht (Sterre der Zee). Ver buiten de enge landsgrenzen beroemd zijn de Maria-heiligdommen van Montserrat (Catalonië), Einsiedeln en Mariastein (Zwitserland), Czestochowa (Polen), doch vooral Loreto (Italië); de officiële Litanie van Onze Lieve Vrouw heet zelfs „Litanie van Loreto.” Sinds de laatste vijftig jaar is het meest beroemd de Maria-grot van Lourdes, waarvan op vele plaatsen nabootsingen werden gemaakt, o.a. te Oostakker-bij-Gent, zelfs in de tuin van het Vatikaan en tot in de verste missielanden. De nieuwe bedevaartplaats Fatima in Portugal overtreft reeds Lourdes aan belangrijkheid.

Voortdurend wordt over Fatima gesproken en geschreven, vooral in verband met Wereldoorlog I en II en de toekomst van de Kerk. We noemen hier nog Chartres en La Salette (Frankrijk), Montevergine en Pompeji (Zuid-Italië), Altötting (Beieren), Mariazell (Oostenrijk), Guadalupe (Spanje en Mexico), Kevelaer (Duitse grens), enz. Bij de Bretons en de Canadezen houdt men gaarne bedevaarten naar een S. Anna-heiligdom. In de laatste jaren is er ook bijgekomen de bedevaart naar Lisieux (graf van de H. Teresia van het Kind Jezus).

Verder hebben verscheiden landen nationale patronen, wier graf nog door pelgrims bezocht wordt, bijv. S. Bonifacius te Fulda, S. Willibrordus te Echternach (beroemde springprocessie) enz.

Rome heeft steeds de bedevaarten bevorderd (verlening van aflaten en privileges) en soms grote bedevaarten laten gelden als boete voor zware misdrijven {z Heilig Jaar).

DOM. A. VAN ROY, O.S.B.

Lit.: J. Marx, Das Wallfahren in der Kath. Kirche (1842); A. D. R., Les vierges miraculeuses en Belgique (Tournai 1878); J. A.

F. Kronenburg, Maria’s heiligdommen in Nederland en België; Over de afschaffing v. e. bedevaart wegens wanordelijkheden (in 1530 die van Gent naar Temsche op 10 Juli); J. Vercoullie, in Volkskunde XXV (1914), blz. 14.

Bedevaart als straf was onder de door de middeleeuwse rechtbanken opgelegde sancties de meest voorkomende straf; zij werd op de meest uiteenlopende delicten toegepast. In de vroege middeleeuwen werd zij, gedeeltelijk naar het schijnt onder invloed der boeteboeken, in de kerkelijke rechtbanken ingevoerd. In de 13de en 14de eeuw verspreidde zij zich, dank zij de inquisitierechtbanken van Toulouse, over geheel Frankrijk, en van hier uit naar de Nederlanden. Te Doornik, een stad met Frans recht, werden voor de eerste maal veroordelingen tot straf bedevaarten door den wereldlijken rechter uitgesproken.

De straf bestond in het vnl. te voet afleggen van een gewoonlijk zeer lange bedevaart, o.m. naar Cyprus, St Jacobus te Compostella, Milaan, Rome, Rhodos e.d. De bedevaartganger, voorzien van een vrijgeleidebrief, was te kennen aan zijn met ijzer beslagen pelgrimsstaf, een vilthoed met brede randen en een uit zeer ruwe wol vervaardigd overkleed. Ter plaatse van zijn bestemming gekomen, moest de pelgrim biechten en een symbolisch offer brengen. Daarna ontving hij bewijsstukken dat hij de hem opgelegde verplichtingen was nagekomen. Na zijn terugkeer in de stad verscheen de pelgrim vóór de rechtbank om, onder eedaflegging, zijn „betoon” of bewijs af te geven: voorwaarde om opnieuw in de samenleving te worden opgenomen. DR L.

TH. MAES

Lit.: U. Berliere, Les pélerinages judiciaires au Moyen-Age (Rev. Bénéd., 7de jg., nr 11, p. 520-526. Maredsous 1890); M. van den Bussche, Roe Amadour. Les pclerinages dans notre ancien droit pénal (Buil. Comm.

Royale d’Histoire, 4de reeks, dl 14, p. 19-74, Bruxelles 1887); E. van Cauwenbergh, Les pélerinages expiatoires et judiciaires dans le droit communal de la Belgique au Moyen-Age (Louvain 1922); L. van der Essen, De straf- en rechterlijke verzoen ingsbede vaar ten in de Middeneeuwen, bijz. i. d. Nederlanden (Antwerpen 1911); J. Gessler, Losse aanteekeningen over de boe tebede vaar ten uit Loonsche en andere bescheiden (Maastricht 1941); J. G. O ver voorde, Eenige aanteekeningen over bedevaarten als straf (Arch. Ned.

Volksgesch., N.S., dl VI, 1907, p. 298-306); J. Schmitz, Sühnewahlfahrten im Mittelalter (Bonn 1910); L. de Valon, Les pélerinages expiatoires et judiciaires de la Belgique aux sanctuaires de la Pro/ence au Moyen-Age (Provincia, dl XV, p. 30-52, 1935)-

< >