Vlaamse schildersfamilie, waartoe behoorden: David de Oudere, zijn twee zoons Abraham en David de Jongere, bij verre de belangrijkste, en diens zoon David III.
Abraham
(Antwerpen 1 Mrt 1629 - 1670) werkte in de trant van zijn broeder David d. J. en zijn werk werd ook wel aan deze toegeschreven, ook al omdat zijn monogram twijfelachtig is. Werken van hem bevinden zich in de musea te Dresden en Madrid.
David de Oudere
(Antwerpen 1582 - 29 Juli 1649) moet vnl. kunsthandelaar zijn geweest. Hij maakte een reis naar Rome en zou les gehad hebben van Elsheimer en Rubens. Hij schilderde religieuze stukken in romanistische trant. Van zijn werk is veel verloren gegaan; het laat zich moeilijk onderscheiden van dat van zijn zoon David. Er bevinden zich schilderijen van hem in de kerk te Dendermonde en in de Pauluskerk in Antwerpen.
David de Jongere
(Antwerpen 15 Dec. 1610 Brussel 25 Apr. 1690) is het meest bekend als schilder van genrestukken, die hij maakte in de trant van A. Brouwer, echter zonder diens levendigheid en directheid te bereiken. Hij was een zeer gezien kunstenaar, was hofschilder van de Spaanse stadhouders Leopold Wilhelm en Don Juan en werkte voor koning Philips IV, koningin Christina van Zweden en Willem II van Oranje. Hij was getrouwd met de dochter van de Fluwelen Bruegel, uit welke hoek waarschijnlijk zijn spooken spotstukken voortkwamen. Hij was zeer welgesteld en kocht in 1662 het landgoed de Drij Torens te Perk bij Vilvoorde van Rubens’ weduwe. In 1663 richtte hij de Antwerpse Akademie op.
Aan de gedateerde werken van 1633-’80 is zijn ontwikkelingsgang te volgen. De vroege stukken staan zeer onder invloed van A. Brouwer (Spelers; Drinkers te Kassei). Na 1640 kwam hij tot een eigen stijl, in een lichter kleurengamma en meer stillevenachtige opstelling van de figuren. Van 1640-’50 ontstonden zijn beste schilderijen, daarna werd zijn werk matter. Onder de ca 2000 hem toegeschreven werken zijn behalve genrestukken ook landschappen, portretten, religieuze stukken en nabootsingen van Italiaanse schilderijen. In later tijd werkte hij veel met helpers, wat de kwaliteit niet ten goede kwam.
David IIl
(Antwerpen 10 Juli 1638-Brussel ii Febr. 1685) werkte ook op de manier van A. Brouwer (Boerenmaaltijd, Antwerpen, mus.).
Later maakte hij ook quasi historische stukken (Plundering van een Dorp, Antwerpen, mus.) en Familiegroepen, die tot zijn beste werk behoren (Dresden, mus.).
Lit.: A. Rosenberg, T. d. J. (Bielefeld 1895); R. Peyre, D.T. (1913); G. Eeckhoudt, T. (1926); Gesch. v. d. Vlaamse kunst, o.l.v. S. Leurs, II (Antwerpen 1940).