is een hormoon, dat door de in de alvleesklier gelegen eilandjes van Langerhans wordt afgescheiden. F.
G. Banting en C. H. Best hebben deze stof voor het eerst bereid (1922).Chemisch is insuline een eiwit (moleculair gew. 41 000). De aminozuren leucine, tyrosine, cystine, histidine e.a. zijn bestanddelen van het molecuul.
Insuline werkt op de koolhydraatstofwisseling. De met het voedsel opgenomen koolhydraten worden in de darm geresorbeerd in de vorm van suikers met 6 C-atomen. In de lever ondergaan die suikers een omzetting tot glucose. Deze glucose blijft voor een deel in de bloedbaan circuleren. De rest wordt als glycogeen in lever en spieren opgestapeld of direct in de organen verbrand tot koolzuur en water. Het leverglycogeen wordt, indien nodig, weer afgebroken tot glucose, die o.a. als energiebron voor de spiercontractie dient.
Met behulp van insuline wordt het bloedsuikergehalte op ca 0,1 pct gehandhaafd; het bevordert de opbouw van glucose tot glycogeen en de verbranding van glucose in de spier. Een tussentrap in de chemische omzettingen zowel bij de stapeling als bij de verbranding is de vorming van glucosephosphaten. Via deze verbinding bestaat er een samenhang tussen beide processen. Wordt de alvleesklier weggenomen, dan stijgt het bloedsuikergehalte en daalt de hoeveelheid glycogeen in lever en spieren. Experimenteel is komen vast te staan, dat de koolhydraatverbranding en de glycogeenstapeling in de spieren zonder insuline alleen normaal kunnen verlopen indien het bloedsuikergehalte op een zeer hoog peil wordt gehandhaafd door het inspuiten van glucose in de aderen. Bestaat er in het lichaam een tekort aan insuline (suikerziekte), dan wordt glycogeen afgebroken tot glucose en worden eiwitten en vetten omgezet in glucose (gluconeogenese). Deze omzettingen moeten worden opgevat als compensatiemechanismen, die ten doel hebben de processen in de spier zoveel mogelijk normaal te laten verlopen. Wordt nu insuline toegediend dan vervalt de noodzaak van het hoge bloedsuikergehalte, daar de vorming van spierglycogeen nu weer bij een normaal bloedsuikergehalte kan plaatsvinden.
Ook een overmaat aan insuline veroorzaakt ziekteverschijnselen (hyperinsulinisme, hypoglycaemie). Hypoglycaemie is gewoonlijk het gevolg van onjuiste behandeling met insuline. Een enkele keer is een adenoom van de eilandjes van Langerhans de oorzaak, dus een overproductie van insuline. Het bloedsuikergehalte daalt dan, doordat te veel suiker als glycogeen wordt vastgehouden. Bij een daling van 30-40 pct gaat de patiënt zich onprettig voelen: hij wordt hongerig en duizelig, beeft en gedraagt zich in taal en gebaren als een beschonkene. Ten slotte geraakt hij in coma. Zolang de patiënt bij bewustzijn is kan hij de hinderlijke verschijnselen doen verdwijnen door te eten, bij voorkeur suiker of biscuit.
Is hij bewusteloos, dan moet hem glucose intraveneus of door een maagslang worden toegediend. De symptomen van de hypoglycaemie zijn grotendeels het gevolg van een stoornis in het centrale zenuwstelsel. Het zuurstofverbruik van de hersenen is gedurende de hypoglycaemie aanmerkelijk verminderd. Duurt een hypoglycaemisch coma langer dan 12 uur, dan ontstaan onherstelbare beschadigingen in de hersenschors.
Insuline verliest zijn werkzaamheid bij aanwezigheid van darmsappen. Dit is de reden, dat insuline niet door de mond kan worden ingenomen maar moet worden ingespoten. De werking van insuline begint bijna onmiddellijk na de inspuiting; het maximale effect wordt na 1-3 uur bereikt o.a. afhankelijk van de dosis. Na 8 uur is meestal alle insuline uit het bloed verdreven. In het lichaam scheidt de alvleesklier regelmatig kleine hoeveelheden insuline af. De concentratie van het hormoon in het bloed bij kunstmatige toediening vertoont grote schommelingen.
Zij is nl. hoog direct na de injectie en laag vlak voor de volgende. Lang heeft men gezocht naar middelen om de resorptiesnelheid te beïnvloeden. Een suspensie van protamine en insuline heeft een vertraagde werking en de snelheid, waarmee het hormoon in de circulatie komt, benadert de snelheid van de physiologische afscheiding uit de alvleesklier. Protamine-insuline blijft niet lang goed, wel wanneer een kleine hoeveelheid zink wordt toegevoegd, protamine-zink-insuline (P.Z.I.). De werkingsduur van het globine-insuline staat tussen die van gewone en van protaminezink-insuline in.
Insuline wordt bereid uit alvleesklieren van slachtdieren. Het gehalte aan werkzame stof wordt uitgedrukt in internationale eenheden (I.E.). i kg alvleesklier kan 1000-10 000 I.E. bevatten, al naar de leeftijd en de voedingstoestand van het geslachte dier. Zuivere insuline is een lichtgekleurd, kristallijn poeder, dat voor de geneeskundige toepassing in zuur bevattend water moet worden opgelost.
Insuline wordt behalve bij suikerziekte ook bij enkele andere ziekten gebruikt. Kunstmatig brengt men wel een hypoglycaemische toestand (insulineshock) teweeg bij bepaalde geestesziekten, vooral bij schizophrenie. Het is gebleken dat de geestestoestand na een dergelijke ingrijpende behandeling vaak geleidelijk verbetert. Met behulp van insuline kunnen magere mensen dikker worden. Door geregelde kleine inspuitingen wekt men de eetlust op en wordt het genuttigde voedsel beter verbruikt.
A. WESSELIUS-DE CASPARIS