Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Steriliteit

betekenis & definitie

(1) of onvruchtbaarheid, is een vaak voorkomende afwijking. In Nederland blijft 4,6 pct van het aantal huwelijken, op jeugdige leeftijd gesloten, kinderloos.

De steriliteit komt ongeveer even dikwijls bij de man als bij de vrouw voor, zodat dus steeds beide huwelijkspartners dienen te worden onderzocht. Bij de man kan het vruchtbaarheidsonderzoek met ongevaarlijke middelen geschieden, terwijl bij de vrouw in aansluiting aan het onderzoek wel eens een ontsteking van de geslachtsorganen ontstaat. Het onderzoek wordt gewoonlijk pas uitgevoerd indien het huwelijk ruim 1 jaar kinderloos is. In de meeste gevallen is een combinatie van factoren in het spel die de kans op zwangerschap verminderen, maar niet uitsluiten. De behandeling van steriliteit is zo belangrijk omdat de afwijking niet zelden grote psychische moeilijkheden voor man en vrouw teweegbrengt. De oorzaken bij de man zijn:1. Onvoldoende of abnormale zaadvorming (spermatogenese). Dit kan worden vastgesteld met behulp van analyse van het sperma. Men bepaalt de hoeveelheid sperma (2-4 cm3), het aantal spermatozoa (minstens 60 ooo/mm3), het percentage beweeglijke vormen na 2 uur (minstens 60 pct) en het percentage normale vormen (minstens 80 pct).

Als afwijkingen vindt men de azoospermie (geen spermatozoa), oligozoospermie (te weinig spermatozoa), teratozoöspermie (te veel abnormale vormen en te geringe beweeglijkheid der spermatozoa). Een inzicht in de spermatogenese verkrijgt men door proefuitsnijding uit de zaadballen. Hiermee heeft men verscheidene nieuwe ziektebeelden ontdekt. Oorzaken voor onvoldoende spermatogenese zijn afwijkingen van de zaadballen, het hersenaanhangsel, de schildklier, koortsende ziekten, ondervoeding en vitaminetekort. Voor de behandeling komen in aanmerking : gonadotrope hormonen, testosteron, schildklierpraeparaten en vitamine E.

2. Stoornissen in de afvoerkanalen van het zaad, bijv. door ontsteking.
3. Gebrekkige inseminatie door impotentie, ejaculatio praecox, phimosis.

Bij de vrouw kunnen de oorzaken zijn:

1. Anatomische afwijkingen van de geslachtsorganen: ontbreken van eierstokken, abnormale vorm of myomen in de baarmoeder, verstopping der eileiders als rest van een ontsteking, endometriose e.a. (z gynaecologie).
2. Onvoldoende eivorming in de eierstokken. Hiertoe wordt de menstruele cyclus onderzocht, daar hij afhankelijk is van de eivorming (oögenese). Is er geen oögenese dan behoeft niet steeds de menstruatie geheel te ontbreken. Het is nl. gebleken dat veel vrouwen een regelmatige maandelijkse bloeding hebben, waaraan wel een rijping maar geen barsting van follikels voorafgaat (z maandstonden). Deze anovulatoire cyclus is vast te stellen door dagelijkse meting van de lichaamstemperatuur. Hier ontbreekt het verschijnsel, dat de temperatuur in de eerste helft van de cyclus lager is dan in de tweede. De oorzaken van een onvoldoende oögenese zijn in hoofdzaak dezelfde als van de gebrekkige spermatogenese.
3. Vaginisme, waardoor het zaad niet in de schede wordt gedeponeerd (z gynaecologie).

Lit.: P. C. Kok, Het steriele huwelijk (1952) ; L. Swaab, Hormonale beïnvloeding der steriliteit (1952).

(2), het absoluut kiemvrij zijn van instrumenten, verband e.d. ; wordt ook wel asepsis genoemd.

< >