De algemene sterfte wordt uitgedrukt door het sterftecijfer, d.i. het aantal sterfgevallen per jaar per 1000 levenden. Het sterftecijfer stelt ons in staat vergelijkingen te trekken tussen de toestand der volksgezondheid vroeger en thans en tussen die der verschillende landen.
De sterfte in iedere leeftijdsklasse verschilt; sterftecijfers van verschillende landen en tijden kunnen daarom alleen op betrouwbare wijze vergeleken worden indien de bevolkingsopbouw dezelfde is. Dit is zelden of nooit het geval. Körösi heeft nu een vergelijkingsmethode aangegeven, waarbij als standaard de opbouw der Zweedse bevolking op 31 Dec. 1880 is genomen. Van een gegeven bevolking kan het K(örösi)-getal worden bepaald en hiermee het sterftecijfer, zoals het zou zijn geweest indien de opbouw van de gegeven bevolking gelijk ware aan die der standaardbevolking. Men spreekt van het gecorrigeerde sterftecijfer.De sterfte der mannen, vooral onder de 25 jaar, is in Nederland hoger dan die der vrouwen. Het normale jongensoverschot bij de geboorte wordt reeds aangetast door de grotere sterfte onder de mannelijke zuigelingen onder het jaar (128 jongens sterven in het eerste levensjaar tegen 100 meisjes). De mannensterfte uitgedrukt in percenten der vrouwensterfte bedraagt 107. Vroeger bestond er op volwassen leeftijd een vrouwenoverschot; thans zijn de mannen in de meerderheid, dank zij de sterke daling der kindersterfte. De zuigelingensterfte (de sterfte onder het eerste jaar) drukt men gewoonlijk uit in percenten van het aantal levendgeborenen in een jaar. Er valt een opmerkelijke daling waar te nemen van de zuigelingensterfte sinds het einde der vorige eeuw: in 1875 21,9 pct; in 1949: 2,7 pct. Dit resultaat is grotendeels te danken aan de verbeteringen op hygiënisch gebied. Nog altijd hebben de welgestelden betere cijfers dan de minder bevoorrechten. Met het toenemen van de leeftijd van het kind neemt de sterfte af. De jaargetijden beïnvloeden de sterfte zodanig dat zij in de zomer een laagtepunt bereikt; in het najaar, winter en vroege voorjaar zijn de cijfers het hoogst. De algemene sterfte wordt verder geanalyseerd naar de doodsoorzaken. Ook hier bestaat een internationaal streven naar dezelfde nomenclatuur, die vergelijking van doodsoorzakenstatistieken in verschillende landen vergemakkelijkt. In Nederland is in de loop der jaren de lijst der doodsoorzaken enige malen gewijzigd, waardoor het niet mogelijk is voor alle ziekten betrouwbaar vergelijkingsmateriaal te verkrijgen. De voorgaande tabel bevat alleen de ziekten, die in de lijst van 1901, 1926 en 1950 voorkomen en is dus niet volledig, z verder bevolking en bevolkingsvraagstuk).
A. WESSELIUS-DE CASPARIS
Lit.: J. J. v. Loghem, Alg. Gezondheidsleer, 5de dr. (1950); Statistisch zakboek.