(Stavoren), Friese gemeente van 497 ha met (1952) 1110 inw., van wie (1947) 88 pct Prot., 1 pct R.K. en 11 pct andersdenkenden, ligt geheel in het Z.W. aan het IJselmeer en heeft visserij, palingrokerijen en enige scheepsbouw. Het spoorwegverkeer naar Enkhuizen is in betekenis achteruit gegaan sedert de Afsluitdijk voor het autoverkeer is opengesteld.
Tot de gemeente behoort het stadje Staveren.De oude verhalen omtrent een enorme bloei van de handelsstad Stavoren (de destijds gebezigde naam) zijn misschien onjuist en hoogst overdreven. Wel is Stavoren een oude stad: reeds in 991 wordt het genoemd als door de Vikings geplunderd; er was toen dus iets te roven. De stad herleefde daarna en de vele munten te Stavoren geslagen in de 11de eeuw bewijzen, dat het toen zeker de voornaamste stad uit deze streken was. Het moet dan ook reeds in ca 1075 voorrechten van de keizer hebben gekregen, die in 1118 door keizer Hendrik V werden bevestigd: het oudste bekende privilege van Stavoren. Het was later ook aangesloten bij de Hanze. Staatkundig behoorde Stavoren in de 11de eeuw aan de bisschop van Utrecht; later was het betwist gebied tussen de bisschop en de graaf van Holland, die er in het begin der 13de eeuw heerste en die in 1292 aan de stad stadsrecht gaf, 25 jaar later werd diens macht er echter weer betwist. Het was in het vervolg de poort, waardoor de Hollandse graaf beproefde Friesland te beheersen. Willem IV sneuvelde er vlak bij in 1345 (z Albrecht van Wittelsbach). Aldus was ook de toestand in de 16de eeuw, toen de stad door de vertegenwoordiger van de Habsburgers, Floris van Egmond, aan de Geldersen betwist werd. In 1572 kwam Stavoren gemakkelijk in handen van de Geuzen, maar werd spoedig heroverd door Robles; het voegde zich bij de Staten-Generaal in 1578, werd door Rennenberg vermeesterd (1580) en door de Staten heroverd (1581). Sindsdien bleef het een klein stadje, een der 11 steden, die stem hadden in de Staten van Friesland.