(epheliden) zijn speldeknop- tot erwtgrote, bruine vlekjes, in het niveau der huid gelegen. Zij ontstaan onder invloed van het zonlicht bij daartoe erfelijk gepraedisponeerden (vooral rossige typen) en berusten op een ophoping van bruine kleurstofkorreltjes (pigment) in de onderste laag van de opperhuid.
In verband met de wijze van ontstaan ziet men ze hoofdzakelijk in het gelaat en op handen en armen. In de winter verdwijnt het pigment en zijn de sproeten weinig of in het geheel niet zichtbaar. Hoewel de aandoening geheel onschuldig is, willen toch velen van dit kosmetische euvel bevrijd zijn. Ter voorkoming dient men het zonlicht te weren, hetzij door het dragen van een rode sluier, hetzij door het aanbrengen van een tegen het zonlicht beschuttende zalf, waarvan verschillende klaar in de handel zijn (anti-lux, reozon).Ter verbleking kan men een kwikzalf of een sublimaathoudende vloeistof gebruiken, waarbij het pigment langzamerhand verdwijnt. Met sterkere zalven is het ook mogelijk, de bovenste huidlaag te verwijderen, waarmee dan tevens het pigment verdwijnt. Het overgrote aantal van in de handel verkrijgbare middelen tegen sproeten bewijst wel, dat er geen afdoende behandeling bestaat. Met de gebruikelijke handelspreparaten, die kwik bevatten, zij men altijd voorzichtig, daar kwik behalve een huidprikkeling ook een beschadiging der nieren kan veroorzaken.
DR R. KOOY.