Indonesisch politicus (Soerabaja 6 Juni 1901), studeerde bouwkunde aan de Technische Hogeschool te Bandoeng en behaalde in 1925 de ingenieursgraad.
Hij wijdde zich verder geheel aan de politiek en richtte in Juli 1927 de uiterst linkse Perserikatan Nasional Indonesia op, die, in Mei 1928 omgedoopt in Partai Nasional Indonesia (P.N.I.), volledige onafhankelijkheid voor een staat Indonesië eiste. Wegens zijn revolutionnaire agitatie werd hij in 1929 gearresteerd en in 1930 veroordeeld tot 4 jaar gevangenisstraf. In 1931 werd hij door G. G. De Graeff bij diens aftreden begenadigd. Vrijgekomen verklaarde hij, dat „zijn hart gelijk een aan twee zijden gewette kris” was.
Hij trad weldra op als voorzitter van de nieuw opgerichte Partai Indonesia (Partindo) en voerde opnieuw de heftigste anti-Nederlandse agitatie, met het gevolg, dat hij in 1933 op Flores werd geïnterneerd. In 1938 werd hij naar Benkoelen en in 1942 naar Padang overgebracht, waar de Japanners hem in vrijheid stelden.
Onder de bezetting werd hij voorzitter van de Centrale Adviesraad en adviseur van het kantoor voor Algemene Zaken, benevens leider van een onder Japanse auspiciën opgerichte corporatieve volksbeweging, de Poesat Tenaja Rakjat.
Op 9 Aug. 1945 bezocht hij, samen met Hatta, de Japanse opperbevelhebber te Saigon, waarna beiden de onafhankelijkheidsproclamatie opstelden, die na de Japanse capitulatie, onder druk van een aantal Indonesische jongeren, op 17 Aug. 1945 werd uitgevaardigd. Soekarno trad nu op als president van de „Repoeblik Indonesia” en vestigde zijn residentie te Djokjakarta. Enige jaren van afwisselende strijd en onderhandelingen met Nederland volgden (zie Nederland en Ned. Oost-Indië, geschiedenis), waarbij Soekarno in Dec. 1948 (2e politiële actie) gevankelijk naar Bangka werd gevoerd. Onder druk van de Veiligheidsraad vrijgelaten keerde hij na de de Van Royen-Roem-verklaring op 6 juli 1949 in Djokja terug. Hierop volgde de Ronde Tafel-Conferentie en op 16 Dec. 1949 werd Soekarno gekozen tot eerste President van de Republiek der Verenigde Staten van Indonesië. Hij aanvaardde deze functie op de dag der Souvereiniteitsoverdracht (27 Dec.) en behield haar bij de totstandkoming van de eenheidsstaat (17 Aug. 1950).
Soekarno is een geboren volksleider en dankt zijn politieke carrière vnl. aan zijn grote redenaarsgaven, die hem een machtige greep op de massa verzekeren. In de hem sedert de Souvereiniteitsoverdracht ten deel vallende rol van constitutioneel staatshoofd kan hij zich moeilijk schikken. Herhaaldelijk mengt hij zich actief in de politiek en maakt zich tot tolk van een fanatiek nationalisme, waarbij hij steeds kan rekenen op de steun van een groot aantal oude guerrillastrijders.