(pseud. van Sjolem Rabinowitsj), Jiddisch schrijver (Perejaslaw, Oekraine, 2 Mrt 1859 - New York 13 Mei 1916), wiens literaire activiteit begon in de Hebreeuwse taal. Zijn verlangen echter om het gemene volk te dienen, dat geen Hebreeuws verstond en welks omgangstaal het Jiddisch was, deed hem besluiten voortaan in deze taal te schrijven.
Zijn eerste geschriften in het Jiddisch dateren van de jaren tachtig. Hij schildert het leven van het Joodse volk in het tsaristische Rusland, waar het smachtte onder het dubbele juk van nationale en sociale verdrukking. Door zijn werken, waarin de humor parelt, heeft hij millioenen Joden, die zijn boeken lazen, er toe gebracht zich te verheffen boven hun trieste werkelijkheid en zich te vermeien in de zuivere sfeer van de onschuldige, kinderlijke blijheid.Hij leert het volk lachen om zijn eigen leed, als ware het niet het zijne. In zijn monumentaal werk Menachem Mendel tekent hij de in wezen trieste gestalte van de Joodse Don Quichotte, wiens verhitte fantasie geen grenzen kent. Niet minder groots zijn zijn werken Tewje de melkboer en Motl Pejse evenals de Verhalen voor Joodse Kinderen. Zijn werken zijn in vele Europese talen vertaald, waaronder ook sommige in het Nederlands.
L. FUKS
Lit.: N. Meisel, Forgeër oen mittsajtler (New York 1946, Jidd.); A. A. Roback, The Story of Yiddish Literature (New York 1940); M. Waxman, A History of Jewish Lit. etc., vol. IV (New York 1947); M.
Wiener, Zu der geschichte fun der yidd. lit. in 19tn jh., vol. II (New York 1946, Jidd.).