(afk. v. Sei-i-tai-sjôgoen = opperbevelhebber voor de onderneming der barbaren), titel, door de Japanse keizer in 794 n. Chr. voor het eerst verleend aan Otomo Otomaro, nadat hij de Ebisoe in de provincie Moetsoe had verslagen.
In 1192 werd deze titel erfelijk verleend aan Minamoto Yoritomo, daarna resp. aan de leiders van de Hôdzjô-, Foedzjiwara-, Asjikaga- en Tokoegawa-families, die de facto in Japan de macht uitoefenden, terwijl de keizer nominaal de drager van de staatsmacht bleef. Bij de restauratie van 1868 werd deze weer in het volle bezit van zijn rechten gesteld (zie Japan, geschiedenis).