Hebreeuws dichter en prozaïst (Sjklov, Wit-Rusland, 1887), keert zich in zijn poëzie fel tegen vele religieuze tradities en tegen de gangbare moraal en ethiek van zijn tijd. Zijn liefdespoëzie is van een tot op het eind der 19de eeuw ongekende directheid.
De mechanisatie van de maatschappij is in zijn ogen de oorzaak van de degeneratie van de mens. Ondanks zijn oppositie tegen Joodse waarden vertoont hij toch typisch Joodse trekken, vooral in zijn bewondering van het verleden. Dit komt o.a. tot uiting in zijn romans die zijn geboorteplaats beschrijven (Noach Pandre, Noach Pandre’s dorp, vert. in het Ned. door S. Koster, A’dam 1949). Hij is thans woonachtig in Amerika.Lit.: Waxman, The Hist. of Jewish Lit. IV, p. 281-298 (New York 1947).