Nederlands sterrenkundige (Sneek 6 Mei 1872 - Leiden 20 Nov. 1934), studeerde te Groningen, waar de invloed van J. C.
Kapteyn hem er toe bracht zich in sterrenkundige richting te specialiseren.Van 1898-1901 werkte hij op de sterrenwacht te Kaapstad en bekwaamde zich daar onder de leiding van Sir David Gill in de practische astronomie, terwijl hij er tevens in aanraking kwam met de theorie der satellieten van Jupiter, die later zijn levenswerk zou vormen. In 1901 te Groningen teruggekeerd, promoveerde hij op een proefschrift, getiteld Discussion of heliometer observations of Jupiter’s satellites. Hij bleef te Groningen als assistent van Kapteyn tot 1908. toen hij tot hoogleraar in de sterrenkunde te Leiden benoemd werd. In 1919 werd hij daar tevens directeur van de sterrenwacht, die hij door zijn doelbewust organiserend vermogen tot rijke bloei wist te brengen. Het werkgebied van de sterrenwacht werd sterk uitgebreid, o.m. door het tot stand brengen van een geregelde samenwerking met de sterrenwacht der Zuidafrikaanse Unie te Johannesburg, en in al het werk werd nieuw leven geblazen. Om een beter systeem van fundamentele posities der vaste sterren te verkrijgen, liet hij een azimuth-instrument van nieuw type bouwen en organiseerde hij een expeditie naar Midden-Afrika, die belangrijke resultaten gaf voor een verbetering van het declinatiesysteem.
De Sitter’s eigen werk lag vnl. op het terrein der hemelmechanica. Naast zijn uitgebreide studies over de bewegingen in het satellietenstelsel van Jupiter deed hij zeer belangrijke onderzoekingen over de coördinatie der in de astronomie en geodesie gebruikelijke constanten en over de onregelmatigheid in de draaiing der aarde. Na het ontstaan der relativiteitstheorie onderzocht hij de astronomische consequenties daarvan en ontwikkelde een beeld van het heelal, dat onder de naam De Sitter’s heelal het uitgangspunt werd voor de latere theorieën van het uitdijend heelal. Behalve voor de reorganisatie van de sterrenkunde in Nederland heeft hij ook zeer actief gearbeid voor de organisatie van internationale astronomische samenwerking. Van 1925-1928 was hij voorzitter van de Internationale Astronomische Unie.
Bibl.: Naast zeer talr. artt. over wetensch. onderzoekingen, die in later tijd merendeels in de Annalen der Sterrenwacht en in het door hem opgerichte Bulletin of the Astronomical Institutes of the Netherlands verschenen, schreef De S. een werk van meer algemene aard over de ontwikkeling van onze inzichten in de structuur van het heelal, getiteld Kosmos (Cambridge, Mass., 1932; ook in Ned. vert.). Lijst van zijn voorn. werken in Hemel en Dampkring, Jan. 1935.
Lit.: E. de Sitter-Suermondt, W. d. S., een menschenleven (Haarlem 1948).