Brits eiland en kroonkolonie in de Atlantische Oceaan, tussen 15°64' - 16°1' Z.Br. en 5°38' - 5°47' W.L., 1863 km van het vasteland van Afrika en 3562 km van dat van Zuid-Amerika verwijderd. Het heeft een oppervlakte van 122 km2 en telt (1951) 4750 inw., deels Europeanen doch voor het merendeel negers.
Hoofdstad en enige haven is Jamestown (2400 inw.). Administratief behoren ook Ascensioneiland en Tristan da Cunha tot St Helena.Het eiland verheft zich uit een zee van ter plaatse meer dan 4000 m diepte en heeft steile kusten van 180-300 m hoogte. Het hoogste punt van het uit vulkanische gesteenten (bazalt, lava, tuf) bestaande eiland is de Dianapeak (823 m), een uitgedoofde vulkaan. Het land is heuvelachtig, vroegere wouden zijn verdwenen. Veeteelt en enige landbouw zijn hoofdmiddelen van bestaan (uitvoer van leer en huiden). In de omliggende wateren wordt walvisvangst bedreven. Vlasteelt en vlasbewerking en kantindustrie vormen de enige nijverheid.
De migratie naar het vasteland (zie Afrika) is vrij sterk. Het eiland wordt bestuurd door een gouverneur, bijgestaan door een adviserende raad van zes leden.
St Helena, in 1502 door Portugezen ontdekt, werd in 1600 door Nederlanders bezet, die het in 1650 met de Britse O.-I. Compagnie ruilden voor Kaapland. In 1660 stichtten de Engelsen er een kolonie; in 1815 nam de Engelse regering het bestuur over. Van 1815-1821 was Napoleon er geïnterneerd; zijn huis op Longwood werd in 1857 door koningin Victoria aan de stad Parijs geschonken; het is thans met het voormalige graf van Napoleon Frans gebied. In de laatste Boerenoorlog zat generaal Cronjé er met enkele duizenden Boeren in krijgsgevangenschap.
Lit.: G. B. Johnson, St. Helena, Human Geography (1930); P. Gosse, St. Helena, 1502-1938 (1938), Colonial Report on St. H. (jaarl.).