Romeins keizer (Leptis Magna, Noord-Afrika, 146 - Eboracum, d.i. York, 4 Febr. 211), werd na verschillende ambten te hebben bekleed in 193 opperbevelhebber in Pannonië en na de val van Pertinax door zijn legioenen tot keizer uitgeroepen.
Nadat hij te Rome als keizer erkend was in plaats van Didius Julianus, overwon hij zijn tegenstander Pescennius Niger, die in het O. was uitgeroepen (194), en bleef tot 196 in het O. om er orde op zaken te stellen. Toen keerde hij naar Europa terug om met Clodius Albinus af te rekenen, die in Brittannië tot tegenkeizer was uitgeroepen: hij versloeg hem in 197 in Gallië bij Lugdunum. Hij ondernam een veldtocht tegen de Parthen, veroverde en verwoestte Seleucia, Babylon en Ktesiphon (197-202), zodat de Parthen afstand deden van Mesopotamië. Daarna trok hij in 208 naar Brittannië, dreef de vijanden terug, herstelde de muur van Hadrianus, doch overleed te Eboracum (York), nadat hij zijn beide zoons Caracalla en Geta tot opvolgers had benoemd. Severus was een der krachtigste keizers.Hij steunde op het leger, verhoogde de soldij en vormde zijn garde uit soldaten van alle volkeren, de cohortes praetoriae afschaffend. De macht van de senaat beperkend ten gunste der ridders, baande hij de weg tot de absolute monarchie. Prachtige bouwwerken te Rome oprichtend (daar nog de Boog van Severus), verminderde hij tegelijk de privileges van Italië tegenover de provincies. Hij scheidde keizerlijk vermogen van staatskas, zorgde uitstekend voor financiën en rechtspraak en gaf in samenwerking met bekwame juristen nieuwe wetten, die zich door redelijke menselijkheid onderscheidden. Zijn begunstiging der soldaten gaf echter dezen te groot gezag, wat tot moeilijkheden leidde in de 3de eeuw. Zijn gemalin, de Syrische Julia Domna (van haar zijn vele beeltenissen over), was een vrouw van eminente betekenis en had grote invloed op hem.
Lit.: M. Platnauer, The Life and Reign of the Emperor L. S. S. (1918); J. Hasebroek, Untersuch. z. Gesch. d.
Kaisers S. S. (1921).