Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

SERIEBEDRIJF

betekenis & definitie

Ongeveer 70 jaren geleden was een groot twistpunt in de sterkstroomtechniek, of men lampen en toestellen achter of naast elkaar moest schakelen. In het algemeen is die vraag opgelost, men schakelt ze parallel tussen de leidingen van het net, naast elkaar dus, en niet in serie, waarbij dan de leiding telkens is onderbroken om die toestellen aaneen te „rijgen”.

Serieschakeling komt nog wel voor, o.a.:

a. bij gloeilampen in tramwagens, waar dikwijls vier of meer lampen achter elkaar op de rijdraadspanning van 600 à 1200 volt zijn geschakeld;
b. in een bepaald systeem, vnl. voor scheepsgebruik, waarbij gelijkstroommotoren, voor dezelfde stroomsterkte gebouwd, achter elkaar worden geschakeld, en men de klemspanning van die motoren al naar de belasting en de vereiste snelheid regelt. De totale netspanning is dus ook variabel; hetzelfde was het geval bij het vroeger in Frankrijk en Zwitserland wel toegepaste Thury-systeem voor tractie;
c. bij de motoren in spoor- en tramwagens, als er meer dan één motor per wagen voor de voortbeweging is. Meestal is dit alleen bij het aanzetten van de treinen of bij lage snelheden het geval, en worden bij volle snelheid de motoren parallel op het net gezet.

Vooral in de gevallen a en b is het onaangenaam, dat de stroomloop verbroken is als er ergens een storing is; bij kanaalverlichtingen bijv. past men toch wel serieschakeling van lampen toe (om door hogere spanning aan leidingsmateriaal te sparen) en sluit dan parallel met iedere lamp een doorslagplaatje aan, zodat door de spanningsstijging bij een defecte lamp het isolatieplaatje doorslaat en daardoor de stroom dan toch blijft vloeien.

< >