Spaans lexicograaf (Toledo 7 Jan. 1539 -8 Oct. 1613), studeerde te Salamanca en werd in 1579 kanunnik van de kathedraal te Cuenca (ten O. van Madrid), waar hij jarenlang gewoond heeft. Voor een Spanjaard heeft hij betrekkelijk weinig geschreven en dat weinige heeft hij nog laat gepubliceerd.
Meer dan als schrijver van de Emblemas morales (Madrid 1610), verzen met een commentaar in proza, in de trant van de Latijnse Emblemata van de Italiaanse jurist Andrea Alciat (1492-1550), interesseert Covarrubias y Horozco als auteur van een vermaard woordenboek, de Tesoro de la Lengua Castellana o Española, (tussen 1606 en 1610, ui tg. Madrid 1611), een werk dat van filologisch standpunt wel verouderd is, maar toch nog altijd uitstekende diensten bewijst bij het bestuderen van teksten van de 16de en 17de eeuwse auteurs. Het is het eerste lexicon van de Spaanse taal, dat geschreven is met een wetenschappelijk criterium. Het registreert tal van oude typisch Spaanse uitdrukkingen en schenkt veel aandacht aan de Spaanse spreekwoordenschat.
In 1674 bezorgde pater Benito Remigio Noydens een vermeerderde herdruk van het boek, waarin bij die gelegenheid werd opgenomen een verhandeling Del origen y principio de la lengua castellana o romance que hoy se usa en España van 1606, door Bernaldo Alderete (1560?-1641).Bibl. (uitg.): Tesoro de la Lengua Castellana o Espanola, opnieuw uitgeg. d. Martin de Riquer (Barcelona 1943).
Lit.: A. González Palancia, S. de C., in: Boletin de la Real Ac. Esp., dl XII (Madrid 1925); herdr. (in enigszins herziene vorm) in A. Gonzalez Palancia, Historias y leyendas, estudios literarios (Madrid 1912), blz. 285-406.