Noors schrijver (Leith, Schotland, 8 Mrt 1874), ging in 1881 naar
Noorwegen. Hij debuteerde met enige dichtbundels, o.a. Digte (1894), Dag, Sange og Stemninger (1895). In zijn romans en vertellingen geeft hij een levende beschrijving van de natuur en de bevolking aan de zuidkust van Noorwegen. Zijn hoogtepunt bereikt hij in de tijdens Wereldoorlog I geschreven historische romans Jernbyrden (1915) en Enok Rubens levnetsløp (1917) en in de romans met een mystiek-religieuze stemming, zoals Kilden eller brevet om fiskeren Markus (1918).
Bibl.:
Gedichten: Siv (1903); Sverdliljer (1912).
Novellen: Vester i Skjærene (1896); Aftenrød (1896); Heilig tre konger (1900); Jagtjournalen (1901).
Romans: Tante Pose (1904); Camilla Dyring (1906); De tre lindetrær (1907); Vindholmens beskrivelse (1919); Det gyldne evangelium (1920); Emanuel. Et menneskefrø (1922); Stien eller Kristoffer med kvisten (1925); Hyrden (1927); Fant (1928); Josefa (1930); Barkfletteren (1931); Storebror (1934); Skipper Terkelsens levnetsløp fortalt av ham selv (1935); Fergemannen (1952).
Kinderverhalen: Trip, trap, træsko (1902); Det flyvende bord (1905); Hollænder-Jonas eller gutten sin egen (1908).
Toneelstukken: Himmeluret (1905); Babelstaarn (1910).