Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

SCHWARTZ, eduard

betekenis & definitie

Duits klassiek-philoloog (Kiel 22 Aug. 1850 - München 13 Febr. 1940), hoogleraar o.a. te Göttingen, laatstelijk (1919-’29) te München en voorzitter der Beierse Academie der Wetenschappen. Zijn omvangrijk œuvre, waartoe o.a. belangrijke tekstuitgaven behoren, bestrijkt de meest uiteenlopende gebieden der klassiek-philologische wetenschap.

Bibl.: Fünf Vorträge über den griech. Roman (1896, herdr. 1943); Charakterköpfe aus d. ant. Lit., 2 dln (Leipzig 1903-’10, herdr. in 1 dl 1943); Das Geschichtwerk des Thucydides (1919); Publizistische Sammlungen zum acacianischen Schisma (München 1934); Gesammelte Schriften I (Berlin 1938); Ethik der Griechen (Stuttgart 1951). Uitg.: Scholia in Euripidem, 2 dln (1887-’91); Eusebius, 7 dln (1903-’09); Acta Conciliorum oecumenicorum, I (Berolini 1922-’29), II (1932-’38), III (1940), IV (1941).

Lit.: A. Rehm, E. S.’s Lebenswerk (München 1942, Sitz. ber. d. Bayer. Ak. v. Wiss., Phil.-hist. Abt. 1942, 4).

< >