Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

SCHERMSPORT

betekenis & definitie

behoort met o.m. boksen, worstelen en jiu jitsu tot de verdedigingssporten en omvat thans de tot sport verheven strijd van man tegen man met blanke wapenen en stok. Door constructie van bijzondere schermwapenen, gebruik van dekkingsmiddelen (masker, borstlap, armkap, speciale kleding enz.) en scherp omlijnde reglementen, wordt het gevaar voor ongevallen beperkt.

Deze komen dan ook slechts zeer sporadisch voor.De moderne schermwapenen zijn de floret, de degen, de sportsabel, de zware sabel, het geweer, de korte stok en de lange stok. Alleen de drie eerste worden algemeen beoefend, o.m. ook bij de moderne Olympische Spelen. Floret en degen zijn uitsluitend steekwapenen; de sportsabel wordt zowel voor steken als houwen gebruikt. Bij het schermen op floret en sportsabel is het doel van het lichaam, waarop een treffer als geldig wordt aangemerkt, beperkt. Ook gelden bij het schermen op deze beide wapens conventies, die de onderlinge voorrang der treffers regelen. Treffers op ongeldig trefvlak kunnen in bepaalde gevallen treffers op geldig trefvlak doen annuleren.

Het degenschermen daarentegen is een zo nauwkeurig mogelijke nabootsing van het tweegevecht; het kent geen conventies en het gehele lichaam is geldig trefvlak. Voor alle wapenen geldt echter als fundamentele regel, dat men moet raken zonder geraakt te worden. De strenge doorvoering van dit beginsel geeft aan het schermen een grotere fijnheid dan aan de andere verdedigingssporten eigen is. Lichaamskracht speelt een geringere rol; besluitvaardigheid, doorzettingsvermogen, tegenwoordigheid van geest, snelheid, beweeglijkheid, beheersing van alle spieren en zenuwen, ridderlijkheid worden door het schermonderwijs in hoge mate tot ontwikkeling gebracht. Geen enkele andere sport stelt aan de beoefenaars tegelijk zo zware lichamelijke en geestelijke eisen. Dames beoefenen om begrijpelijke redenen vrijwel uitsluitend het schermen met de lichte en buigzame floret.

Zeer moeilijk is de leiding en beoordeling der resultaten bij wedstrijden. Voor iedere ontmoeting zijn een jurypresident en vier juryleden nodig. Alleen het degenschermen wordt thans door het ingenieuze Zwitserse toestel Galfré langs electrische weg berecht. Pogingen om ook het gecompliceerdere floretschermen met behulp van een electrisch signaleertoestel te doen jugeren, leidden nog niet tot een voldoend bevredigend resultaat.

Opleiding van goede schermonderwijzers vindt thans slechts in België, Frankrijk, Hongarije en Italië plaats, meest in instellingen van de weermacht. In Nederland is aan het bestaan van een aan behoorlijke eisen voldoende school te Utrecht enige jaren geleden om bezuinigingsredenen een einde gemaakt. De Nederlandse schermwereld is dan ook gedwongen door het verbinden van buitenlandse schermmeesters aan haar zalen en door veelvuldige aanraking met buitenlandse kameraden de geoefendheid harer schermers op peil te houden.

De internationale leiding van de schermsport berust bij de in 1908 opgerichte Fédération Internationale d’Escrime (F.I.E.), waarbij 35 landen zijn aangesloten. Een aantal internationaal samengestelde commissies staat het bestuur en het Congres der aangesloten landen ter zijde. Het officieel orgaan van de F.I.E. is de Revue L’Escrime et le Tir (te Rouaan).

De nationale leiding in Nederland berust bij de Koninklijke Nederlandsche Amateur Schermbond (K.N.A.S.B.), die in 1908 werd opgericht en een dertigtal aangesloten verenigingen telt.

In België berust de leiding bij de Koninklijke Belgische Bond der Schermverenigingen waar een twintigtal verenigingen bij aangesloten zijn.

Geschiedenis.

Deze is zo oud als het mensdom zelf. Zonder wapenen geboren en gedwongen zich van voedsel te voorzien en zich tegen dieren en zijn medemensen te verdedigen, heeft de mens terstond zijn vernuft gebruikt om zijn weerkracht met technische middelen te vergroten. Tweegevechten in het publiek kenden, om niet van oudere volken te spreken, reeds de Grieken. In het Romeinse Rijk bestond de beroemde school van Ravenna tot het geven van instructeurs aan de soldaten; deze school ontaardde later in een trainingsinstituut voor gladiatoren. In de Middeleeuwen kende men de tournooien. Volgens de Fransen was het Geoffroy II, Seigneur de Pruli (1066), volgens de Duitsers Hendrik de Vogelaar, hertog van Saksen (934), die het eerste tournooi deed houden. Zeer zware dekkingsmiddelen maakten eveneens zeer zware wapenen (lang zwaard, lans) nodig en lichaamskracht en postuur waren van groter belang dan behendigheid.

In 1487 bepaalde keizer Frederik III, dat in het Duitse Rijk slechts zij de meestertitel mochten voeren, die door de Neurenbergcr School waren geschikt bevonden. Onder leiding van deze meesters ontstonden allerwege schermscholen. Broederschappen van meesters werden gevormd, waarvan de voornaamste was de Marxbrüderschaft (naar St Marcus), die van keizer Karel V zelfs een adellijk wapen ontving. Daarnaast ontstonden de Freifechter, die in 1607 van keizer Rudolf II eveneens een adellijk wapen kregen. Door de veder in dat wapen ontstond vermoedelijk de naam van Federfechter, hoewel deze ook wel aan het gebruik van lichtere wapenen wordt toegeschreven. Deze broederschappen maakten een einde aan de oude school van Lichtenauer (ca 1348 te Straatsburg), later voorgestaan door Talhoffer (Fechtbuch van 1443). Een speciaal oefeningswapen was in Duitsland de dussack, een kort houten zwaard, het eerst in 1570 genoemd.

In Italië was het schermen steeds in hoge bloei. Guid’Antonio de Lucca uit de school Bardi (geopend in 1413) was een der beroemdste meesters. Een nieuwe richting werd ingeleid door Manciolini (1531). Speciaal het schermen met steekwapenen vindt zijn eerste voorvechter in C. Agrippa (1553) en zijn tijdgenoot Viggiani. In de 17de en 18de eeuw stond in Duitsland het schermen geheel onder invloed van Italiaanse schermmeesters (Cavalcalo e.a.).

Frankrijk vond zijn eerste Franse meester eerst in de Chevalier de St Ange, door Lodewijk XIV als meester van de prinsen aangesteld. Voordien waren er vooral Italiaanse schermmeesters werkzaam. In de 17de eeuw eerst krijgt het schermen in Frankrijk een eigen karakter en doet ook de floret, een licht steekwapen, haar intrede. Vooral in de 17de en 18de eeuw kwam het schermen met degen en dolk voor, elk met één hand gevoerd. Voorts het schermen met de lantaarn om de tegenstander te verblinden en met de mantel tot afweer en om over des tegenstanders wapen te werpen.

Voornamelijk door de toepassing van de vuurwapenen werden de blanke wapenen steeds lichter. De grootste invloed op de ontwikkeling van de schermsport had de toepassing van het schermmasker (begin 19de eeuw). De ons bekende gewone sabel is ook niet van oude datum (voor het eerst vermeld in 1686).

Onder invloed van de meer geordende maatschappelijke toestanden der 19de en 20ste eeuw en het verbieden en in onbruik geraken van het duel, werd het schermer, meer en meer tot een zuivere sport. Twee scholen, de Franse en de Italiaanse, betwistten elkander lange tijd de voorrang in het schermen op floret en degen. Voor de sabel kwam naast de Italiaanse ook sterk de Hongaarse school naar voren.

J. SCHOON

Lit.: C. A. Thimm, A Complete Bibliography of Fencing and Duelling (1896), met 4000 titels. Verder: J. Joseph-Renaud, Traité d’escrime moderne (Paris 1928); E. von Ciriacy-Wantrop, Sportfechten (1925); Akademische Fechtschule (Leipzig 1926, uitg. v. d. Ver. deutscher Fechtmeister).

Ned. werken: C. Siebenhaar, Handl. voor het onderwijs in de schermkunst, 2de verb. dr. (’s-Gravenhage 1858, herdr. 1898, verouderd, doch loont de bestudering); W. P. Hubert v. Bleyenburg, Handl. voor het schermonderwijs (uitg. 679 K. Mil.

Ac. te Breda); J. Erkens, Schermen met sabel, korte stok en vuist (Yerseke 1922); Idem, Floretschermen (Heithuizen 1928); F. Paoli, Alg. overzicht v. d. Ital. methode v. floretschermen (Amsterdam 1933); L. Leprêtre, Nieuwe methode voor het sabelschermen (Leiden 1951). Tijdschrift: De schermsport, jg. 1-10 (’s-Gravenhage 1909-1918).

< >