belastingen, welke van schenkingen geheven worden, zijn in Nederland geregeld in de Successiewet. Deze wet onderscheidt twee soorten schenkingen:
a. schenkingen door iemand die in Nederland zijn woonplaats heeft (waarmede gelijkgesteld worden schenkingen door Nederlanders gedaan binnen tien jaren en door niet-Nederlanders gedaan binnen één jaar nadat zij het Rijk metterwoon hebben verlaten) en
b. schenkingen door niet onder a. vallende personen van in Nederland gelegen onroerend goed.
Het recht dat van de onder a. bedoelde schenkingen wordt geheven, door de wet aangeduid als recht van schenking, is geheel gebaseerd op de gedachte, dat economisch gezien voor de genieter een schenking geen ander karakter heeft dan een erfenis en de tarieven van de successierechten zijn dan ook geheel toepasselijk.
De vrijstellingen zijn echter wat ruimer; zo mogen ouders in een kalenderjaar aan elk ongehuwd kind ƒ 2000 schenken en aan elk gehuwd kind een bedrag samenhangende met het inkomen van de ouders en variërende van ƒ 2000 tot ƒ 5000, terwijl de vrijstelling in het kalenderjaar, waarin het kind in het huwelijk treedt, zelfs f 10.000 beloopt. Overigens zijn schenkingen van ƒ 2000 of minder (ter beoordeling waarvan de schenkingen tussen dezelfde personen over een verloop van twee jaren worden samengesteld) steeds vrij.
Het recht van de onder b. bedoelde schenkingen wordt door de wet aangeduid als recht van overgang; het bedraagt 6 pct van de waarde van het geschonken onroerend goed.
MR A. J. VAN SOEST
Lit.: zie Successierechten.