Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

Scheepvaart, raad voor de

betekenis & definitie

is een college, dat belast is met het doen van onderzoekingen omtrent de oorzaken van plaats gehad hebbende zeescheepsrampen (zie aanvaring); voorts is hij tuchtrechter. Samenstelling en bevoegdheid er van zijn in Nederland geregeld in de Schepenwet van 1 Juli 1909, Stbl. nr 219 (laatstelijk gewijzigd bij de wet van 19 Juli 1950, Stbl.

K 300). De Raad is gevestigd te Amsterdam en bestaat uit een juristvoorzitter en enige gewone leden; voorts is er een aantal buitengewone leden, die zitting nemen, wanneer de Raad of zijn voorzitter dit wenselijk acht in verband met de aard van het te behandelen geval. Hij heeft een rechtskundige secretaris. Het onderzoek naar scheepsrampen geschiedt allereerst door of vanwege de inspecteur-generaal voor de scheepvaart, die de uitkomsten van het onderzoek meedeelt aan de voorzitter van de Raad en tevens een voorstel doet om al dan niet door de Raad een verder onderzoek te doen instellen. Over dit voorstel beslist een commissie uit de Raad.De Raad is niet alleen bevoegd om een uitspraak te geven omtrent de oorzaken van een scheepsramp, maar kan ook de kapitein, de stuurlieden, machinisten en radio-telegrafisten in geval van bevonden ongeschiktheid onbevoegd verklaren om verder als zodanig op een schip dienst te doen, terwijl hij hen in geval van wangedrag ook kan berispen of schorsen. Van de leden der bemanning kan hij het monsterboekje gedurende ten hoogste een jaar inhouden, als zij hun arbeidsovereenkomst onrechtmatig beëindigen (art. 451e W.v.K.); vermeldt de kapitein daarin onjuiste feiten, dan staat hun beroep op de Raad open (art. 451g W. v. K.).

De uitspraken van de Raad verschijnen als afzonderlijke bijvoegsels bij de Nederlandse Staatscourant.

Voor de onderzoekstaak bestaat met betrekking tot de Nederlandse Antillen een „Commissie van Onderzoek” te Willemstad; deze is geen tuchtrechter (artt. 26 bis en 27 Schepenwet).

Lit.: R. P. Cleveringa, Het nieuwe zeerecht, 3de dr. (1946), blz. 240-241; W. L. P. A. Molengraaff, Leidraad bij de beoef. van het Ned. handelsrecht, 8ste dr. (1948), blz. 687-688.

In België bestaat een onderzoeksraad voor de Scheepvaart (wet van 30 Juli 1926, gewijzigd bij deze van 30 Dec. 1933), die wordt voorgezeten door een hoge magistraat. Zijn bevoegdheden en werking stemmen niet helemaal overeen met die van de Nederlandse Raad.

< >