noemt men de stukken, die de gezagvoerder van een zeeschip verplicht is aan boord te hebben op straffe van boete (art. 470 W.v.Sr.). Art. 347 Ned.
W.V.K. vereist de volgende: zeebrief (zie scheepsnationaliteit), meetbrief, uittreksel uit het scheepsregister, bijgewerkt tot op vertrek, monsterrol (zie bemanning), manifest, charterpartijen en cognossementen (zie cognossement) of afschriften ervan, de desbetreffende wetten en reglementen; daarnaast worden elders nog andere verlangd.Lit.: R. P. Cleveringa, Het nieuwe zeerecht, 3de dr. (1946), blz. 244-245; T. J. Noordraven en S. P. de Boer, Handb. der scheepvaartwetten, scheepvaartcontracten en scheepsadmin., 7de dr. (1939), blz. 422-455.
Voor de Belgische schepen gelden voorschriften van dezelfde aard. De kapitein is verplicht o.a. aan boord te hebben: de eigendomsakte van het schip, de zeebrieven, monsterrol en cognossementen (art. 63 W.v.K., B. II, en art. 59 van het Tucht- en Strafwetboek, herzien bij de wet van 5 Juni 1928).