is het aan boord der oorlogsschepen opgestelde geschut met de daarbij behorende apparaturen voor het richten en afvuren der kanons.
De kanons (de Marine spreekt niet van kanonnen), welke aan boord zijn opgesteld, worden aangeduid naar het kaliber, d.i. de diameter van het projectiel. Deze kalibers variëren van 20 mm (antiluchtdoelmitrailleurs) tot 40,6 cm. Naarmate het kaliber groter wordt, wordt het gewicht van het projectiel, en daarmede dat van het geschut zwaarder. Een 40,6 cm projectiel weegt ca 1 ton. Kanons die dergelijke projectielen verschieten wegen enige honderden tonnen. Daarvoor zijn zeer grote schepen nodig, de slagschepen en -kruisers.
Bij dergelijke gewichten dwingt de economie ons de kanons te verzamelen in meervoudige opstellingen, bijv. de drie- en vierlingtorens. Deed men dit niet, dan zou voor elke loop een gepantserde zware opstelling nodig worden en zou het totaal aantal kanons aan boord gering worden. Op kruisers vindt men nooit groter geschut, dan 20,3 cm (8 inch). Dit is een gevolg van de inmiddels verlopen vlootovereenkomst van Washington van 1922, waarbij 10 000 ton deplacement als grens werd gesteld voor kruisers.
Op de Nederlandse kruisers is 15 cm-geschut de standaardbewapening geworden.
Het lichte geschut (onder 10 cm) treft men op de zeegaande vloot niet meer aan. Het wordt gebruikt op mijnenvegers, patrouillevaartuigen enz.
De invloed van het vliegwapen heeft veroorzaakt, dat men er altijd naar streeft om het geschut ook tegen luchtdoelen te gebruiken. Bij het lichte geschut gaat dit gemakkelijk, daar de vuursnelheid hier zo hoog is, dat het mogelijk wordt een groot aantal salvo’s af te geven. Daarnaast vormen de (zware) luchtdoelmitrailleurs een waardevol element in de verdediging. Deze mitrailleurs liggen tussen 20 en 40 mm-kaliber. De vuursnelheid is afhankelijk van het kaliber resp. 700 en 200 schoten.
In vroeger dagen voerde elk kanon, van de brede zijde uit, een zelfstandig gevecht. Daar de afstanden en snelheden der tegenstanders zeer gering waren was dit mogelijk. Tegelijk met het toenemen der kalibers en schootsafstanden der kanons, nam ook de vaart der schepen toe. Hierdoor werd het nagenoeg onmogelijk om met een enkel kanon, op eigen gelegenheid vurende, een tegenstander te raken. Bij het zeegevecht nl. wordt het vuur o.a. geregeld naar de ligging van de aanslagen (d.z. de opspattende pluimen water).
Het vuur wordt tijdens het begin van het gevecht (het zgn. inschieten) eerst in de richting van den vijand gebracht door zijdelingse correcties, en daarna dekkend gemaakt door correcties op de gebruikte schootsafstand. Door de natuurlijke spreiding van het kanon is het onmogelijk, boven een bepaalde afstand tot een juiste conclusie te komen omtrent de grootte van de toe te passen correctie. Men kan dan niet zgn. „inschieten”. Laat men alle kanons op eigen gelegenheid schieten, dan zal het bovendien zeer lastig zijn uit te maken, welke aanslag bij welk kanon behoort.
Om deze redenen heeft men de kanons opgenomen in een systeem van centrale vuurleiding. Hierbij wordt (op een hooggelegen punt met vrij uitzicht in alle richtingen) een centraal richttoestel gebruikt, waarin de eerste gegevens als bakshoek (d.i. de hoek waarover het toestel uit de midscheepse stand in het horizontale vlak is gedraaid) en vluchthoek (d.i. de verticale hoek, waaronder de centrale richtkijker ten opzichte van het dek staat) worden bepaald. Deze gegevens dienen als grondslag voor alle kanons van de batterij. Zij worden doorgegeven naar de seinstations, alwaar zij gecorrigeerd worden voor allerlei invloeden. Ook het afvuren geschiedt in het centrale richttoestel.
De tegenstanders op zee zijn volkomen vrij in hun bewegingen. Ten einde raak te schieten dient men rekening te houden met de koers en vaart van het eigen schip op het ogenblik van afvuren, en de verplaatsing van den vij and gedurende de vluchttijd (d.i. de tijd dat de granaat in de lucht is). Er zijn nog vele andere factoren, die in rekening dienen te worden gebracht, zoals de wind, de temperatuur en de barometerstand, de normaal zijdelingse correctie, de kopvorm der projectielen, enz. Daar het slechts mogelijk is met al deze, zich dikwijls wijzigende factoren, rekening te houden, als de berekening doorlopend en onmiddellijk geschiedt, zijn hiervoor allerlei berekentoestellen ontwikkeld, die in hun onderlinge samenwerking de vuurleidingsinstallatie heten.
Een bijzonder probleem vormt het slingerend opstellingsvlak. Hierdoor staan de kanons in de ruimte nooit stil. Het afvuren geschiedt op een ogenblik, dat de batterij in de slingering juist in de goede stand staat. Veel hangt hierbij dus af van de behendigheid van de centrale vluchter. Dit systeem is te riskant, het levert een te laag percentage goede salvo’s. Men is daarom overgegaan tot stabilisatie, waardoor het geschut hetzij alleen in de schootsrichting, hetzij tevens in een richting loodrecht daarop in de ruimte stil wordt gehouden. Daar dergelijke installaties altijd neerkomen op de besturing van een krachtinstallatie door een stuurschuif of -contact, hetwelk op zijn beurt door een fijngevoelig instrument (een gyroscoop) wordt gestuurd, is de volgende stap geweest deze stuurcontacten door de vuurleidingsinstallatie te besturen, zodat de batterij niet alleen gestabiliseerd is, maar tevens op afstand gestuurd wordt door het centrale richttoestel en de vuurleiding.
De introductie van de radar in dit stadium heeft de moderne batterijen tot grote hoogte geperfectionneerd. De toepassingen in de artillerie zijn:
a. afstandmeting;
b. richting bepalen;
c. radaraanslagwaarneming.
De optische afstandmeters zijn overschaduwd door de radarafstandmeting, doordat de waarnemingsfouten in verhouding klein zijn en onafhankelijk van de gemeten afstand. De richtingbepaling door radar, ofschoon niet zo volmaakt in nauwkeurigheid als het menselijk oog, heeft het voordeel, dat zij geautomatiseerd kan worden. Hierbij komt dan nog dat radar in het algemeen onafhankelijk is van het zicht, d.w.z. bij mist en nacht hetzelfde resultaat levert als bij dag. Als gevolg hiervan is de scheepsartillerie, vooral die tegen luchtdoelen, in staat onzichtbare doelen „op te pikken” en daaraan automatisch te blijven kleven. Op grond hiervan zijn nieuwe berekenmethodes in zwang gekomen, die door de Nederlandse Marine reeds in 1936 voor visueel vuur werden toegepast (z differentiator). De radaraanslagwaarneming heeft de mogelijkheid geopend een salvo tegelijk zijdelings en in afstand te corrigeren.
Zoals we zagen kon dit voorheen niet, daar een naastvallend salvo geen uitsluitsel geeft over de afstand. De waarneming geschiedt op een horizontaal panoramascherm, waarop het gevechtsterrein als in vogelvlucht wordt gezien. De vijand ligt in het midden en de vallende salvo’s zijn op het schema er omheen zichtbaar.
De Amerikaanse kruiser „Boise” heeft, dank zij haar radar, in een enkele nacht 6 Japanse jagers vernietigd, waarvan diverse eerst zichtbaar werden, toen ze in brand vlogen.
Het probleem van verlichting is hierdoor niet actueel meer. Van vele schepen heeft men de zoeklichten verwijderd. Daar onder bepaalde omstandigheden verlichting gewenst kan zijn, beschikt men over lichtgranaten. Hierbij wordt een lichtgevende sas verschoten, welke na enige tijd uit de granaat wordt gestoten en ontstoken, en daarna door middel van een parachute langzaam daalt. Daar het verschieten van lichtgranaten een kanon opeist, hetgeen dus aan de vuurkracht van de batterij afbreuk doet, werd een raket ontwikkeld, welke de verlichtingstaak overnam. Als aanvalswapen is de raket nog niet aan boord toegepast. De moderne ontwikkeling zal zulk een toepassing ongetwijfeld brengen.
Het wezen der artillerie als aanvalswapen is hierdoor aangetast. Reeds lang heeft de granaat, als vernielingsinstrument op zee, de eerste plaats moeten afstaan aan de onderwaterwapens (torpedo’s en mijnen).
De schade aan een schip onder de waterlijn is vanzelfsprekend dikwijls dodelijker door verlies aan drijfvermogen en stabiliteit, dan die boven de waterlijn, waar als regel het uitbranden van het schip, of ontploffing van munitiebergplaatsen, de reden van het verlies was. Daarom heeft men pogingen ondernomen granaten te verschieten, welke onder water doorgaan. Het nadeel is dat het gewicht van de explosieve lading zo gering is. Hier heeft de raket in de toekomst een goede kans, wanneer het mogelijk zal zijn de tegenwoordige torpedoladingen, op een raket gemonteerd, te verschieten en het laatste deel der baan onder water te doen afleggen.
Een bijzondere functie in de artillerie hebben de buizen. Dit zijn de ontstekingsmechanismen der granaten.
Behalve tegen schepen en vliegtuigen wordt de scheepsartillerie ook veelvuldig gebruikt voor bombardement van de kust. De invasie in Normandië was slechts mogelijk door de geconcentreerde vuurkracht van de vloot, welke over het gelande leger heen den vijand grote schade toebracht, waaronder de morele invloed in dit speciale geval de aandacht heeft getrokken (z bombardement).
Lt t. Z. 1e kl. G. J. PLATERINK.