of waterverplaatsing is in wezen de ruimte die door het schip onder de waterspiegel wordt ingenomen. Deze kan gemeten worden als „onderwater-volume” in m3 (afkorting D) of als gewicht in tonnen, door uit te gaan van het principe van Archimedes, volgens hetwelk een drijvend voorwerp zoveel gewicht aan vloeistof verplaatst als het zelf weegt.
Het gewichtsdeplacement △ is dus gelijk aan D maal het s.g. van de betreffende vloeistof (zeewater ca 1,026). Men spreekt over het deplacement op buitenkant spanten, dat met huid (is bij stalen schepen ca 0,6 pct groter) en dat met huid en aanhangen (roer, scheggen, schroeven, kimkielen, e.d.).
Reserve-deplacement is de ruimte van het schip, die nog onder water kan komen zonder dat het schip zinkt, en met welks equivalent men de belading van het schip dus kan vermeerderen (bijv. door een lek, water aan dek, ijsafzetting, zwaarder lading, enz.). Het reserve-deplacement in pct van het geplande geeft dus een maat voor veiligheid en zeewaardigheid.
Bij onderzeeboten onderscheidt men het deplacement boven water varend en het deplacement bij geheel ondergedompeld vaartuig.
Het deplacement gemeten met tonnen van 1000 kg (of tons van 1016 kg) is de maat van grootte bij oorlogsschepen.
IR R. F. SCHELTEMA DE HEERE