provincie in het N.W. van Argentinië, wordt voor een groot deel ingenomen door de gebergten van de Andes, groot 86.137 km2, telt (1947) 261.230 inw.
In het O. liggen waterarme vlakten, zandheuvels en moerassen. Het klimaat is heet en droog. Tegenwoordig vormt mijnbouw de belangrijkste bestaansbron; goud, zilver, koper, ijzer, zwavel, porseleinaarde en steenkolen worden ontgonnen. Op bevloeide gronden wordt tarwe, lucerne, maïs en wijn verbouwd. De hoofdstad San Juan (de la Frontera) met 36.000 inw. werd in 1561 op 664 m hoogte aan de Rio de San Juan gesticht en is een welvarende handelspost van graan, wijn en vee. In 1944 werd een groot deel van de stad door een aardbeving verwoest, waarbij meer dan 3000 mensen zijn omgekomen.