„De Veda van de melodieën”, is de naam van de derde der vier Vedische samhitâ’s. Sâman betekent een naar muziek gecadenseerd vers en de Sâmaveda is dus een louter technisch-practische verzameling en vormt het tekstboek van de udgâtar, de priester-zanger, die bij het Vedische offer de begeleidende zangen uitvoert.
Op zichzelf heeft deze samhitâ, die in de Kauthuma-recensie uit drie delen bestaat (Pûrvârcika, eerste verzameling; Uttarârcika, tweede verzameling en Âranyakâ, woudverzameling), geen literaire waarde, want de strofen komen voor het grootste deel voor in de Rgveda (zeer veel in verband met het Soma-offer). De melodieën zelf vindt men pas in de zogen, gâna’s, gezangboeken, van latere tijd. Tot de Sâmaveda-samhitâ behoren verder o.a. de Chândogya-brāhmana (ed. H. Störmer, Halle, 1901 en H. Jörgensen, Kiel 1911) en de Chândogya-upanisad (ed.
Böhtlingk, Leipzig 1889; Franse vert. van E. Sénart, Paris 1930).Uitg.: De Sâmaveda werd uitgeg. en vert. d. Stevenson (London 1842); Th. Benfey (Leipzig 1848); W. Caland (1907); Bh. Bhattacharya Vidybhushan (Calcutta 1936).