zijn een familie van Hydropterides of Watervarens. Zij omvat 2 geslachten, Salvinia Guettard met 13 soorten en Azolla Lam. met 5 soorten, drijvende waterplantjes met 3 resp. 2 rijen blaadjes. De „sporenhoopjes” of sori zijn hier 1-slachtig en zitten bij het wortelloze geslacht Salvinia op de, in tegenstelling tot de naar boven gekeerde ovale bladen in fijne slippen verdeelde in het water afhangende „waterbladen”, bij Azolla op een ondergedompelde lob der blaadjes, geheel omgeven door een indusium.
Meestal bestaan zij uit vele sporangiën, maar het vrouwelijke of macrosporocarpium van Azolla bevat er slechts 1.In de microsporangiën vindt men 64 in tetraden gevormde kleine microsporen, in de macrosporangiën slechts 1 grote macrospore. Een merkwaardigheid bij Azolla is, dat de microsporen, bijeengehouden door materie van vervloeide wand- of tapetumcellen, in groepjes, zgn. massulae, uittreden, die aan de oppervlakte haakjes of glochidiën vertonen, waarmede zij zich vasthechten aan een ook uit vervloeide cellen gevormd en van uitsteekseltjes voorzien hulsel of perinium om de macrospore. De prothalliën blijven zeer klein, komen maar even uit de sporen te voorschijn en maken slechts enige archegoniën of 2 gereduceerde antheridiën met in totaal 8 polyciliate spermatozoïden. De bevruchte eicel deelt zich in octanten als steeds bij de varens en maakt uit 2 daarvan een eerste blad van afwijkende vorm, het zgn. schildje, dat aan een zaadlob doet denken. Van het geslacht Salvinia vindt men in Europa, zeer zeldzaam ook in Nederland, 1 soort, S. natans All., terwijl 2 soorten uit Zuid-Amerika, S. minima Bak, met ronde, en S. auriculata Aublet, met aan de top ingesneden blaadjes, veel in kassen worden gekweekt.
Van het geslacht Azolla hebben zich 2 Amerikaanse soorten op de sloten van westelijk Nederland sterk verspreid, nl. A. caroliniana W. uit Noord- en de forsere A. filiculoides Lam. uit Zuid-Amerika, beide vaak bruinrood gekleurd (Rood kroos).