(Salvia L.), plantengeslacht uit de familie der Labiatae met meer dan 500 soorten in de gematigde en warmere gewesten, vnl. in het mediterrane gebied en Mexico, kruiden of halfheesters met meest rimpelige bladeren en bloemen met een klok- of buisvormige 2-lippige kelk, een 2-lippige kroon met een sikkel- of helmvormige bovenlip en slechts 2 fertiele meeldraden met een draadvormig helmbindsel en meest slechts 1 fertiel helmhokje.
In Nederland vindt men, vooral langs de grote rivieren, de overblijvende, donker blauw bloeiende S. pratensis L. of Veldsalie; voorts aangevoerd de aan de geoorde bladstelen en talrijke kransen kleine bloemen kenbare S. verticillata L. of Kranssalie, de smalbladige kleinbloemige, van paarse hartvormige schutblaadjes onder de bloemkransen voorziene S. nemorosa L. of Bossalie en S. Verbenaca L., gelijkend op de Veldsalie, maar kleinbloemiger en met diep ingesneden bladen. Gekweekt worden o.a.: S. officinalis L., de Echte Salie, een mediterrane halfheester, waarvan de bladen (folia Salviae) nog wel als keelspoeling en als thee bij verkoudheid, ook voor saliemelk en als toekruid in de keuken gebruikt worden; S. Sclarea L. of Scharlei, een 2-jarige plant uit Zuid-Europa met behaarde stengels en bladen en grote licht blauwwitte bloemen met hartvormige, vliezige, rose of violette schutbladen; S. Horminum L., een 1-jarige soort uit Zuid-Europa met kleine lila-met-witte bloemen, waarbij de bovenste schutbladen een paars, wit of rood bundeltje boven aan de stengel vormen; S. splendens Ker-Gawl., met een scharlakenrode bloemtros, uit Brazilië; S. patens Cav., met zeer grote donker blauwe bloemen, uit Mexico; S. argentea L., een grote mediterrane soort met witviltige bladen en witte bloemen met paarse tip aan de bovenlip.
