Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

SAINT-DENIS

betekenis & definitie

een Franse stad in het departement Seine met (1946) 70.000 inw., ligt ten N. van Parijs, aan de Seine en aan het kanaal van Saint-Denis (naar het Ourcq-kanaal) en vormt een belangrijk spoorwegknooppunt. Er is veel industrie (metaal, chemische producten, glas).

De stad is gebouwd rondom de abdij, die in de 7de eeuw op het graf van S. Denis gesticht werd door koning Dagobert. De abdijkerk werd tijdens de Franse Revolutie zwaar beschadigd. Het koor van 1140 behoort tot de eerste bouwwerken in Gothische stijl. Het schip is in de 13de eeuw herbouwd. In deze kerk werden sedert haar stichting de koningen van Frankrijk bijgezet. De mooiste graven zijn die van François I en Claude de France door Philibert de l’Orme en Pierre Bontemps en die van Henri II en Catherine de Médicis (Germain Pilon).

Geschiedenis.

De naam St Denis is ontleend aan die van de heilige Dionysius, die in 272 als martelaar op de Montmartre te Parijs onthoofd werd en te Catuliacum (het tegenwoordige St-Denis) in de kapel begraven werd. Koning Dagobert liet er een prachtige kerk bouwen en stichtte er de abdij (630). Als grafkerk der koningen, als hoedster van de kroningsinsignia en van de ori flamme, de koningsstandaard, wellicht ook van het koninklijke archief, heeft de abdij van St-Denis gedurende de Middeleeuwen in Frankrijk een geheel eigen plaats ingenomen en heeft zij, vooral in de 12de (zie Suger) en 13de eeuw het ideële middelpunt van het rijk gevormd. Hier ook werd de officiële rijkskroniek bijgehouden. Sinds 1109 had buiten St-Denis op de tweede Woensdag van Juni de befaamde processie en jaarmarkt van de Lendit plaats. Tijdens de Revolutie werd de kerk geheel verwoest, op bevel van de Conventie werden zelfs de beenderen van de koningen opgegraven en in een kalkgroeve geworpen. Napoleon I en de Bourbons begonnen met de restauratie.

Lit.: J. Doublet, Histoire de l’abbaye de St-Denys en France (1625); M. Félibien, Hist. de l’abbaye royale de St-Denys en France (1706); F. Bournon, Hist. de la ville et du canton de St-Denis (1892); P. Vitry en G. Brière, L’église abbatiale de St-Denis et ses Tombeaux (1908; 2de dr., 1925); P.

E. Schramm, Der König von Frankreich (1939) blz. 131 vlg.; S. Mc. K. Crosby, The Abbey of St-Denis (1942); W. S. Stoddard, The West Portals of St-Denis and Chartres (1952); zie ook Suger.

< >