„bois de rose-olie” of „essence de bois de rose femelle de la Guyane française” is een aetherische olie, die gewonnen wordt uit het hout van een Lauracee Aniba rosaeodora Ducke, een altijdgroene boom, die in Frans Guyana voorkomt.
Het hout werd vroeger steeds als „bois de rose de Cayenne” aangeduid, omdat het vooral uit Cayenne, de hoofdplaats van Frans Guyana, naar Europa verscheept werd, waar het in Engeland, Frankrijk en Duitsland verwerkt werd. Het hout werd daartoe tot chips verwerkt, waaruit men door stoomdestillatie de olie won. Deze olie, die men ook wel aanduidt als „Cayenne rozenhoutolie”, heeft een s.g. van 0,870-0,880, een zuurgetal tot 1,5, een esterget. tot 6,3, bevat 90-97 pct linaloöl en lost op in 1,5-2 vol. 70 pct alkohol en in 4 vol. 60 pct alk. Ze bevat o.a. een aliphatisch terpeen, dipenteen, cineol, methylheptenon, linaloöl, terpineol, nerol en geraniol.
Vroeger werd deze olie vooral gebruikt voor isolatie van linaloöl, tegenwoordig als ingrediënt in fijne parfums. Door de transportmoeilijkheden tijdens Wereldoorlog I is men in Frans Guyana zelf tot destillatie overgegaan, waarbij een olie verkregen wordt, die een hoger linaloölgehalte heeft dan de in Europa bereide olie. Uit Brazilië wordt tegenwoordig de Braziliaanse bois de roseolie geëxporteerd, die afkomstig is van A. rosaeodora var. amazonicum Ducke.
DR A. KLEINHOONTE
Lit.: Guenther, The Essential Oils Vol. IV (New York 1950), p. 183-193.