Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

ROTSTEKENINGEN

betekenis & definitie

is de naam van afbeeldingen, die in vóórhistorische tijd op rotswanden werden ingeritst. Zij komen in zeer verschillende perioden voor en zijn dus van zeer uiteenlopende aard en betekenis.

Wat de Europese praehistorie aangaat zijn twee groepen van rotstekeningen te onderscheiden en wel:1. Die uit het palaeolithicum, zich kenmerkend door een sterk expressieve en natuurgetrouwe uitbeelding van dieren. Het doel is waarschijnlijk jachtmagie geweest. Zij worden gevonden in Z.W.-Europa en Noord-Afrika, maar ook aan de kust van Noorwegen (zie palaeolithische kunst).
2. Die uit de bronstijd. Deze komen voor in Zuid-Zweden tot aan de 6oste breedtegraad, verder op Bornholm en sporadisch in Noorwegen. Op horizontale of vlak hellende rotsvlakken zijn talrijke figuren ingeritst, zoals afbeeldingen van mensen en dieren, schepen, wagens, ploegen en allerlei symbolen. Deze figuren staan schots en scheef door elkander, soms zijn zij zelfs over elkander heen geritst; daarom kan men niet aannemen, dat tussen de verschillende figuren een samenhang zou bestaan en zij dus de uitbeelding van historische gebeurtenissen (zoals wikingtochten, jachtscènes) zouden zijn. Men is nu algemeen overtuigd van de religieuze betekenis dezer afbeeldingen, al blijft er nog onzekerheid bestaan over de vraag, of zij met een dodencultus dan wel met vruchtbaarheidsriten samenhangen.

Het laatste is echter wel het waarschijnlijkst. Zo althans laat zich het best verklaren, dat zo vaak het ploegen of het „heilige huwelijk” wordt afgebeeld; tot in het huidige volksgebruik hebben zich juist deze handelingen (zij het dan ook vaak tot een symbool verzwakt) in het landbouwritueel van de lente gehandhaafd. Ook het ronddragen van zonne-afbeeldingen en de voorstelling van schepen„ waarin een boom of een bijl getekend is, wijzen in dezelfde richting. Onder de symbolen vallen vooral in het oog talrijke weergaven van een voetzool; daarmee wordt wel aangeduid, dat een god of zijn menselijke representant daar met zijn voet de aarde gedrukt heeft en haar vruchtbaarheid heeft overgedragen. Deze tekeningen, schematisch en slordig getekend, hebben geringe kunstwaarde (in tegenstelling tot die van het palaeolithicum), maar des te grotere religieuze betekenis. Wij kunnen daaruit afleiden, dat reeds in de bronstijd cultushandelingen bekend waren, met het doel, vruchtbaarheid te verwekken, die van dezelfde aard waren als de latere, natuurlijk geheel profaan geworden, boerengebruiken.

De vraag, of deze cultus reeds goden kende, moet naar alle waarschijnlijkheid bevestigend worden beantwoord; daarop wijzen bijzonder groot getekende menselijke figuren (met heilige voorwerpen als lans of pijl), die te midden van kleinere staan. Zelfs kan men vermoeden, dat hier reeds gelijksoortige goden vereerd werden, als wij in de Noordgermaanse godsdienst van de historische tijd kennen. De verbinding van mannelijke en vrouwelijke godheid wijst op het godenpaar Freyr en Freyja, terwijl de god met de bijl aan Thor herinnert. Zo kunnen deze rotstekeningen dus bewijzen, dat de voornaamste goden der Noord-Germanen reeds in de bronstijd bekend waren; hierdoor wordt de samenhang met Indogermaanse geloofsvoorstellingen waarschijnlijk gemaakt (zie Germaanse godsdienst).

Lit.: M. Hoernes, Urgeschichte der bildenden Kunst in Europa (Wien 1925); L. Baltzer, Hällristningar fran Bohyslän (Gotenburg 1881-1890); Schwedische Felsbilder von Göteborg bis Strömstad (Hagen 1919); O. Almgren, Nordische Felszeichnungen als religiöse Urkunden (Frankfurt 1934); J. de Vries, Altgermanische Religionsgeschichte, I (Berlin 1935).

< >