of Rocky Mountains noemt men, in engere zin, het N. deel van de Cordilleren, dat zich in het W. van Noord-Amerika over een lengte van ca 8000 km uitstrekt van de O. Sierra Madre in het Z. tot de Alaska Range in het N.
Met het Rotsgebergte in ruimere zin bedoelt men het gehele Westelijk berg- en hoogland van Noord-Amerika, dat, zo opgevat, ca 35 pct van het Noordamerikaanse continent omvat (ca 1 millioen km2) en waartoe men dan o.a. rekent in het Z. de Sierra Madre, in het W. de evenwijdig aan de Pacifische kust liggende Sierra Nevada, Cascade Range, Coast Mountains, St Elias Mountains, Alaska Range en de hiertussen liggende hoogvlakten: het vrijwel geheel Nevada beslaande Grote Bekken, het Colorado Plateau en het Columbia Plateau.De geologische geschiedenis van dit bergland is bewogen. In het Paleozoïcum was het gebied laag, met weinig reliëf, gedurende het grootste deel van de era onder water, hoewel verschillende plekken boven de zee uitstaken. Tegen het eind van dit tijdperk, in het Perm, was het vermoedelijk grotendeels een woestijn. Toen werden wel de rode zandsteen- en gipsbeddingen gevormd, die zo kenmerkend zijn voor de oostelijke ketenen. In het Trias en het grootste deel van de Jura-periode was het gebied land, doch het was toen niet bergachtig. In de Krijttijd daalde het grootste deel weer korte tijd onder zee.
De ophoping van dikke sedimentlagen, waaruit het bergland overwegend bestaat, vond ook toen voortgang. Gedurende de late Krijttijd werd het gebied weer laag en moerassig. Koolbeddingen hoopten zich op. Tegen het eind van het Krijt begon een plooiingsperiode, die zich in het Tertiair, vooral in het Mioceen, voortzette. De gesteenten werden gevouwen en opgebogen, verticale en horizontale dislocaties traden op, erosie greep aan op het gevormde reliëf en heeft het bergland sindsdien gekerfd. De Paleo- en Mesozoïsche sedimenten werden in het Tertiair door een machtige vulkanische activiteit doorbroken, waarvan de lava-uitvloeiingen van het Yellowstone Park, het basalt-plateau van de Columbia, talrijke hete bronnen en sulfataren nog getuigen. Erosie heeft vele verheffingen genivelleerd, waarvan soms oude kristallijne kernen bloot gekomen zijn, van welke pakketten sedimentgesteenten naar alle richtingen hellen.
In de ijstijd bedekten gletsjers een deel van het gebied, het meest in het N., wat de merenrijkdom hier verklaart. Thans komen gletsjers slechts in beperkte mate voor, door de geringe neerslag. Het droge klimaat veroorzaakt ook de onregelmatige waterstand van de rivieren, die het gebergte in veelal diepe kloven doorsnijden. Uitgestrekte puinvelden zijn in vele delen opgehoopt. De regenarmoede verleent niet slechts aan de bekkenlandschappen doch ook aan de vele ketenen, althans in het Z., een steppen- en soms een woestijnkarakter.
De Rocky Mountains in engere zin vormen de oostelijke rand van dit bergland. Zij vormen een lange keten, die aan zijn oostkant steil uit de Grote Vlakte rijst, terwijl hij westwaarts geleidelijk overgaat in hoogvlakten. Dit Rotsgebergte vormt de waterscheiding (Continental Divide) tussen de Stille Oceaan enerzijds, de Atlantische Oceaan en de Golf van Mexico anderzijds. De voornaamste er op ontspringende rivieren zijn de Missouri en de meeste van haar rechterzijrivieren, de Arkansas, Red River, de Rio Grande, de Colorado en de Columbia (met de Snake River).
Het eigenlijke Rotsgebergte bestaat uit 4 delen:
1. De Canadian Rockies, ca 1500 km lang, liggen in de provincies Brits Columbia en Alberta en vertonen sterke gletsjervorming; ten gevolge van overvloedige neerslag zijn de bergen sterk bebost. De hoogte loopt naar het Z. toe langzaam op en de Canadian Rockies bereiken met Mount Robson (3955 m) en Mount Columbia (3747 m) de hoogste punten. Er zijn ca 60 toppen boven 3000 m, vrijwel alle in een reeks National Parks gelegen (Jasper, Banff, Yoho, Kootenai). De hoofdketen lost zich naar het N. toe in talrijke los van elkaar staande gebergten op (Purcell-, Columbia-, Cariboo-, Pelly-, Gold Mountains).
2. De Northern Rockies strekken zich uit tussen de Canadese grens der V.S. en het Plateau van het Yellowstone Park en liggen voor het grootste gedeelte in de staten Montana en Idaho. Het mooiste gebied met talrijke gletsjerformaties ligt in het N. bij het Glacier National Park. De bergketens zetten zich naar het Z. toe voort o.a. in de Swan Range, de Mission Range en de Cabinet Mountains en worden voorbij de Clear Water Mountains breder en gedeeltelijk zeer woest. In het W. bevinden zich o.a. de Bitter Root Mountains, de Salmon River Mountains en de Sawtooth Mountains, een labyrint van toppen met als hoogste punt Mount Hyndman (3677 m). In het O. gaat het gebergte via de Big Belt Mountains en de Tobacco Root Mountains over in het hoogste deel van de Northern Rockies: Madison Range, Gallatin Range, Absaroka Range en Beartooth Mountains, waar zich het hoogste punt, de Granite Peak (3917 m) bevindt.
3. De Central Rockies liggen vrijwel geheel in Wyoming en strekken zich uit van het Yellowstone Plateau in het N. tot aan het Wyoming Plateau in het Z. Hiertoe behoren in het N.O. de tot 100 km lange en 50 tot 80 km brede Big Horn Mountains, die in de Cloud Peak (4013 m) hun hoogste punt bereiken. Verder W. liggen de Wind River Range, met talrijke diepe cañons, met aan de O. hellingen gletsjervorming en met als hoogste top de Gannett Peak (4202 m); de Gros Ventre Mountains en de Teton Range, die, hoewel iets lager dan de Wind River Range, het meest spectaculaire gebied in het Rotsgebergte vormt; het gebergte is ca 75 km lang, ca 15 km breed en het hoogste punt, de Grand Teton heeft een hoogte van 4190 m. De Teton Range gaat naar het Z. toe over in de Wyoming Range en de Salt River Range.
4. De Southern Rockies zijn met 109 toppen boven 4000 m het hoogste gebied van het Rotsgebergte en liggen overwegend in de staten Colorado en Utah. Vanaf het Wyoming Plateau splitsen zich de Rocky Mountains in 2 hoofdketens, waarvan de W. uit de in Utah gelegen Wasatch Mountains bestaat, die met Mount Delano (3730 m) hun hoogste top bereiken. In het N. van Utah bevinden zich voorts de tot 4115 m (King’s Peak) hoge, ca 250 km lange, ca 40 km brede en zich in O.-W.-richting uitstrekkende Uinta Mountains.
Het O. gedeelte der Southern Rockies bestaat uit een smalle maar zeer hoge reeks bergketens, waarvan wij noemen de Laramie Range, de Front Range met Longs Peak (4345 m) en Pikes Peak (4301 m), de Park Range met Mount Lincoln (4356 m), de Wasatch Mountains, waar Mount Elbert ligt, die met 4398 m de hoogste berg van het Rotsgebergte is, de Elk Mountains, de San Miguel Mountains met de merkwaardig gevormde Lizard Head (4010 m), de San Juan Mountains, de wilde en chaotisch gevormde Needle Mountains en de zich tot ver in Nieuw Mexico uitstrekkende tot 4386 m hoge Sangre de Christo Range. Ten Z. van de Sangre de Christo Range gaat het Rotsgebergte over in een reeks kleinere en lagere gebergten, die in Texas geheel verdwijnen, maar zich in Mexico in de Sierra Madre voortzetten.
De bergpassen over het Rotsgebergte zijn hoog maar in het algemeen niet moeilijk. Van de 9 transcontinentale spoorlijnen lopen 2 in het Z. om het Rotsgebergte heen, slechts 2 doorkruisen het hoogste gedeelte in Colorado, 3 lijnen gaan over het Wyoming Plateau (South Pass) en door Montana en 2 doorsnijden de Canadian Rockies.
De oudste economische bedrijvigheid in het Rotsgebergte was naast de pelsdierenjacht de mijnbouw, die sedert ca 1860 floreerde. Nadat men aanvankelijk uitsluitend naar goud zocht, delft men thans in 5 verschillende districten een grote verscheidenheid van grondstoffen: goud, zilver, lood, zink en molybdeen in de omgeving van Leadville (Colorado), zilver en lood in het Park City District (Utah), koper bij Butte (Montana), goud, zilver, lood en zink bij Cœur d’Alene (Idaho) en lood en zink bij Trail (British Columbia). Voorts wint men o.a. steenkool en petroleum. Vnl. de Climax-mijn in Colorado, waar men 66 pct van de wereldproductie aan molybdeen delft, kreeg sedert Wereldoorlog II grote betekenis. Daar vele mijnen in de loop van de tijd uitgeput raakten, vindt men in het Rotsgebergte talrijke verlaten steden („Ghost Towns”).
De neerslag is in tegenstelling met de oostelijke vlakten op de hogere hellingen van het eigenlijke Rotsgebergte voldoende om een rijke plantengroei in het leven te roepen. Uitgestrekte naaldwouden leveren aanzienlijke hoeveelheden hout en trekken talrijke touristen. Daar grote delen van het berggebied nooit door particulieren in bezit zijn genomen, was het mogelijk uitgestrekte gebieden in de vorm van National Forests onder overheidscontrôle te brengen en tegen roofbouw te beschermen. Houtkap geschiedt vnl. ten behoeve van de mijnbouw.
Landbouw is slechts mogelijk op de vlakke gronden, die zeer schaars zijn, maar vindt daar zeer intensief plaats, vaak met behulp van irrigatie, waarvoor talrijke en soms spectaculaire stuwdammen zijn gebouwd. De voornaamste producten zijn aardappelen en tarwe. Van meer betekenis is de veeteelt, die vnl. in de Northern Rockies de enige agrarische bedrijvigheid vormt. Een steeds grotere omvang neemt de vreemdelingenindustrie aan. Voor alpinisme, paardrijden en kamperen is er gelegenheid te over; speciale aantrekkingspunten zijn hierbij de National Parks (Banff, Jasper, Waterton-Glacier, Yellowstone, Grand Teton en Rocky Mountains National Park).
De voornaamste steden in het Rotsgebergte (cijfers van 1950) zijn: Santa Fé (28.000 inw.), de handelsplaats Alamosa (5350 inw.), de mijnbouwstad Leadville (4080 inw.), Rock Springs (10.860 inw.), het handelscentrum van het Wyoming Plateau Butte (33.250 inw.), Anaconda (11.250 inw.) met zijn kopersmelterijen, de hoofdstad van Montana Helena (17.500 inw.), het spoorwegknooppunt Missoula (22.480 inw.), Kalispell (9740 inw.), het centrum van de houtvesterij, en de mijnbouwstad Cœur d’Alene (12.200 inw.). Het grootste bevolkingscentrum van dit gebied is de aan de O. voet van het Rotsgebergte in Colorado gelegen stad Denver (415.790 inw.).
Ca 1810 kwamen de eerste pelsjagers naar de Rocky Mountains in de omgeving van de Teton Mountains. Zij en talrijke Indianenstammen waren de enige menselijke wezens in deze verlaten streek, tot de goudvondsten in Californië vele gelukzoekers naar het W. dreven. Zo ontstonden in de tweede helft van de 19de eeuw nederzettingen, zonder dat de bevolkingsgroei te vergelijken is met die elders in het W. der V.S. Zelfs valt er in de laatste jaren een afvloeiing der bevolking naar het W. waar te nemen, waar de lonen hoger zijn.
PROF. DR A. N. J. DEN HOLLANDER
Lit.: R. H. Douai Boerker, Our National Forests (New York 1933); T. C. Donelly, Rocky Mountains Politics (Albuquerque 1940); R. J.
Preston, Rocky Mountains Trees (Ames 1940); W. M. Rush, Wild Animals of the Rockies (New York 1942); W. W. Atwood, The Rocky Mountains (New York 1945); S. Holbrook, The Story of American Railroads (New York 1947); W.P.A. (Guide Series), Ghost Towns of Colorado (New York 1947); W.
W. Atwood, Working Hypothesis for the Physiographic History of the Rocky Mountains Region, Bull. Soc. Geol. Americ. 49 (1948); D. Lavender, The Big Divide (Garden City 1948); R.
B. West (ed.), Rocky Mountains Cities (New York (1949); E. L. Howe, Rocky Mountains Empire (Garden City 1950); A. J. Eardley, Structural Geology of North America (New York 1951).