32ste president der V.S. van Amerika (Hyde Park, N.Y., 30 Jan. 1882 - Warm Springs, Georgia, 12 Apr. 1945), een verre bloedverwant van Theodore Roosevelt, studeerde rechten in Harvard en aan de Columbia University Law School en begaf zich in de juridische practijk. De jonge advocaat trad in de politieke arena van zijn staat New York, werd lid van de senaat van die staat en tijdens het bewind van Wilson (1913-1921) onderminister van Marine.
In 1920 stelde de Democratische partij hem candidaat voor het vice-presidentschap, maar hij werd niet gekozen. In 1921 werd hij getroffen door een aanval van kinderverlamming, die hem noodzaakte de politiek voor enige jaren vaarwel te zeggen en hem voor de rest van zijn leven tot invalide stempelde; met bewonderenswaardige volharding wist hij echter over deze tegenslag te zegevieren. In 1929 tot gouverneur van New York gekozen, trok hij door zijn strijd tegen de corruptie de aandacht en toen de in dat jaar ingetreden wereldcrisis allerwegen het verlangen opwekte naar een bekwaam en energiek staatshoofd, werd hij in 1932 als candidaat van de Democraten met grote meerderheid tot president gekozen. Hij aanvaardde zijn ambt op 4 Mrt 1933 en al dadelijk trad enig herstel van het publieke vertrouwen in.
Voorgelicht door de zgn. „Brain Trust”, een kleine groep deskundigen, maakte Roosevelt zich op, door de New Deal, een program van hulpverlening op ongekende schaal, de Amerikaanse economie nieuw leven in te blazen. Over de doeltreffendheid van de getroffen maatregelen en de mate van hun succes zijn de meningen nog verdeeld, maar het feit blijft, dat hij door de overgrote meerderheid van zijn volk werd gevolgd, hetgeen blijkt uit zijn indrukwekkende herkiezing in 1936; ook in 1940 en in 1944 werd Roosevelt herkozen, zodat hij als eerste president van de V.S. een langere ambtsperiode vervulde dan de gebruikelijke acht jaar, die wel niet constitutioneel waren voorgeschreven, maar waar al zijn voorgangers zich aan hadden gehouden. Dat Roosevelt voortdurend rekening hield met de publieke opinie, bleek o.m. uit de behandeling van zijn plan, het Hooggerechtshof der V.S. in vooruitstrevende geest te hervormen; toen dit voorstel niet in goede aarde viel, liet hij het even snel vallen als hij het had gevormd (1937). Hoewel Cordell Hull minister van Buitenlandse Zaken was, hield Roosevelt op dit terrein de teugels strak in handen; ondanks zijn afkeer van de fascistische en nationaal-socialistische regeringen in Europa en elders ging hij met buitengewone behoedzaamheid te werk, ook hierbij rekening houdend met de toen nog zeer sterke isolationistische stromingen onder het volk.
Van het ogenblik af, dat Wereldoorlog II in Europa was uitgebroken (1 Sept. 1939), toonde hij die antipathie steeds duidelijker; in zijn steun aan het benarde Engeland ging hij zo ver als hij maar enigszins gaan kon en toen op 7 Dec. 1941 Japan de oorlog tegen de V.S. ontketende, wierp hij zich dadelijk met volle kracht op de oorlogvoering. Het is vooral in de oorlogsjaren dat Roosevelt zich niet alleen een groot leider van zijn volk toonde, maar meer dan wie ook het vertrouwen genoot van de Westeuropese democratieën die zuchtten onder het Nazi-juk. Geen Amerikaanse president heeft in zijn functie zulke reizen afgelegd als hij; de conferenties, door hem bijgewoond, leggen getuigenis daarvan af.
Vooral sinds het einde van Wereldoorlog II is er een zeer groot aantal werken verschenen, gewijd aan de persoon en de politiek van Roosevelt. In het licht van de historische ontwikkeling sinds 1945, zowel binnen als buiten de V.S., worden deze thans aan een niet zelden scherpe critiek onderworpen; in welke mate deze critiek het bij tallozen levende beeld van een humaan mens en voortreffelijk bewindsman zal aantasten is nog niet te overzien.
PROF. DR J. PRESSER
Lit.: The Public Papers and Addresses of F. D. R. 1941-1945, 4 dln (1950); K. Schriftgiesser, The amazing Roosevelt Family 1613-1940 (London 1942); F. D. R.: His Personal Letters, 1928-1945, 3 dln (1950-1952); Eleanor Roosevelt, The Lady of the White House (1938); Idem, This I Remember (1949); Elliott Roosevelt, As He Saw It (1946); Frances Perkins, The R.
I Knew (1946); R. E. Sherwood, Roosevelt and Hopkins, an Intimate History (1948); C. A. Beard, President R. and the Coming of the War (New Haven 1948); G. v. Reenen, De staatk. en staatsrecht. betekenis van pres.
F. D. R., diss. Leiden (1948); Grace Tully, F. D. R. — My Boss (1949); J.
Gunther, R. in Retrospect (1950); J. M. Rosenau, The R. Treasury (1951); S. I. Rosenman, Working with R. (1952).