Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

ROMPGEBERGTEN

betekenis & definitie

noemt men een aantal gebergten, die zich van de jonge plooiingsgebergten onderscheiden door betrekkelijk geringe hoogte, golvende, afgeronde vormen en vrij vlakke dalen. Men stelt zich het ontstaan er van aldus voor: bij een plooiing worden hoge, steile gebergten gevormd met scherpe kammen op de plooiruggen, steile hellingen en diepe dalen in de synclinalen.

Erosie en denudatie beginnen dan hun werk en vervormen geleidelijk deze „jonge” gebergten tot hun oude, „rijpe” vorm van rompgebergten, een proces dat, indien voortgezet, logischerwijze eindigen moet in een vlakte, waaruit vrijwel elke verheffing is weggeërodeerd (zgn. schiervlakte, pénéplaine), een opvatting door Davis inderdaad voorgestaan. Latere geomorphologen, m.n. W. Penck, stellen echter, dat1. de krachten van opheffing en denudatie zeer wel gelijktijdig kunnen werken en
2. de morphologische cyclus dikwijls niet met een plooiing aanvangt, doch met opheffing van een gehele schiervlakte, zodat bij een evenwicht van intensiteit van deze processen de vorming van rompgebergten op geheel andere wijze tot stand komt dan na een plooiing.

Een argument hiervoor is zeker, dat de huidige Europese rompgebergten (Ardennen, Harz, Fichtelgebergte, bergland van Bretagne, Rijns Leisteengebergte) alle in het Carboon zijn geplooid, daarna volledig zijn vereffend en zelfs gedeeltelijk door zee bedekt terwijl eerst in het tertiair, na opheffing der toenmalige schiervlakten, de vorming der Europese rompgebergten in hun huidige vorm kon beginnen.

Lit.: F. Machatschek, Geomorphologie (1934); F. von Engeln, Geomorphology (1942).

< >