baron, Belgisch rechtsgeleerde (Gent 23 Jan. 1863 - Brussel 11 Juli 1936), vestigde zich als advocaat bij het Hof van Appèl te Brussel. Kort daarna nam hij mede de leiding op zich van de Revue de droit international et de législation comparée. In 1899 was hij afgevaardigde voor Siam ter Eerste Haagse Vredesconferentie.
Na vervolgens verschillende rechterlijke functies in de Kongo-staat te hebben vervuld, werd hij, na de vereniging van die staat met Belgie in 1908, lid van de koloniale raad. In 1919 maakte hij als secretaris-generaal deel uit van de Belgische delegatie ter vredesconferentie te Versailles. Nadien werd hij belast met de functie van Belgisch gedelegeerde (hoge commissaris) bij de Hoge Intergeallieerde Commissie voor de bezette gebieden van Duitsland, welke functie hij tot 1925 heeft waargenomen, om vervolgens de portefeuille van Binnenlandse Zaken en Openbare Gezondheid te aanvaarden. In 1928 werd hij lid van het Permanente Hof van Arbitrage. In 1928, 1929 en 1930 was hij gedelegeerde van België in de Volkenbondsvergaderingen. Op 25 Sept. 1930 benoemden de Raad en de Vergadering van de Volkenbond hem tot rechter in het Permanente Hof van Internationale Justitie te ’s-Gravenhage.