vormen met de Haaien de orde Selachii onder de vissen. In tegenstelling met de Haaien zijn de roggen meestal bodemdieren, die met de platte buikzijde op de bodem rusten.
Daar ook de rugzijde plat is, zijn deze dieren min of meer schijfvormig. De borstvinnen zijn buitengewoon sterk ontwikkeld, en verbreden het schijfvormige lichaam, waarvan zij de voortzetting vormen. Zij bezitten een dunne, zweepvormige staart, waarop de beide rugvinnen (indien aanwezig) geplaatst zijn. De anaalvin ontbreekt altijd. De ogen en, dicht achter deze, de steeds aanwezige, wijde spuitgaten liggen op de bovenzijde van het kopgedeelte. De onderstandige mondopening heeft de gedaante van een dwarse spleet; de kaken zijn met een plaveisel van, in de regel, platte tanden gewapend.
De kieuwopeningen (5 paar) zijn buikstandig. De leefwijze hangt nauw samen met de lichaamsbouw; terwijl de families Pristidae en Rhinobatidae door haar slanke lichaamsbouw en krachtige staart zich als haaien door het water bewegen, blijven de overige roggen in de regel op of bij de bodem; zij bewegen zich voort door golfvormige bewegingen der borstvinnen, terwijl bij enkele de staart als roer dient. De roggen zijn vleeseters en voeden zich met kleine vissen, week- en schaaldieren.Enkele families worden gevonden op een diepte van 500 tot 1000 m; de meeste zijn echter kustvissen der gematigde luchtstreek. De meeste roggen leggen eieren en wel telkens één, dat voorzien is van een hoornachtige schaal met 4 punten, eindigende in draden, die zich aan een of ander voorwerp vasthechten. Het vlees van sommige roggen is smakelijk. Zij worden in de Noordzee met het trawlnet en de beug gevangen.
De bekendste tot de rogvissen behorende families zijn:
1. Pristidae of Zaagvissen.
Deze familie heeft het langwerpige, alleen van voren afgeplatte lichaam, de lange snuit, de plaatsing der vinnen en de vlezige staart gemeen met de Haaien; de brede, dwars onder de snuit gelegen bek en het gebit zijn echter kenmerken waardoor zij onder de Roggen worden gerangschikt. Het merkwaardigste is de verlenging van de schedel tot een lang, zwaardvormig uitsteeksel, waarin aan weerszijden platte, spitse tanden in tandholten bevestigd zijn. Dit is de zgn. zaag. Men kent 5 geslachten van Zaagvissen, waarvan Pristis antiquorum (Zaagvis) de bekendste is, die een enkele maal tot in de Noordzee afdwaalt. Overigens bewonen de zaagvissen hoofdzakelijk de tropische en subtropische zeeën.
2. Rhinobatidae.
Ook deze familie heeft in lichaamsvorm enige overeenkomst met de Haaien, hoewel minder dan de vorengenoemde familie. Zij telt twee geslachten: Rhynchobatus en Rhinobatus, die voorkomen aan de kusten der tropische en sub-tropische zeeën.
3. Torpedinidae (Tril- of Sidderroggen).
Deze familie, die vnl. de tropische zeeën bewoont, is vooral bekend door haar vermogen electrische schokken te veroorzaken (zie electrische organen). Zij benutten hun electrisch orgaan als verweermiddel tegen vijandige aanvallen en als middel om hun prooi te vangen. Alle leden dezer familie brengen levende jongen ter wereld ten getale van 8 tot 14. De economische betekenis is zeer gering. Men kent thans een 15-tal soorten, waarvan de bekendste is: de Gemarmerde Sidderrog (Torpedo marmorata), die een lengte van 1,50 m bij een breedte van 1 m bereikt, tot 30 kg zwaar wordt en de Atlantische en Indische Oceaan bewoont en met nog een paar soorten ook vrij algemeen voorkomt in de Middellandse Zee.
4. Rajidae of Roggen
i.e.z. zijn in een 40-tal soorten over de zeeën verspreid, vnl. in die van de gematigde aardgordels en veelvuldiger in het noordelijk dan in het zuidelijk halfrond. Zij leggen eieren, waaruit zich eerst na geruime tijd jongen ontwikkelen. De staartvin is weinig ontwikkeld of ontbreekt soms geheel. De buikvinnen zijn in de regel door een diepe insnijding in twee lobben verdeeld.
Het bekendste tot deze familie behorend geslacht is Raja, waarvan verschillende soorten aan de Nederlandse kust gevonden worden. Wij noemen: Raja clavata (Gewone Rog), ook Stekelrog, Doornrog, Driestaart of Rode Rog genoemd; R. montagui (Gladde Rog), ook wel Gevlekte Rog genoemd; R. batis (Vleet of Fleet), die soms tot 100 kg zwaar kan zijn (gemiddeld gewicht 10 kg).
5. Dasyatidae (Pijlstaartroggen)
bewonen merendeels ook de tropische zeeën; enkele soorten treft men ook aan in de zeeën der gematigde zone en in zoet water in de tropische gewesten van het O. van Zuid-Amerika. Kenmerkend is vooral de staart, die bij de meeste soorten geen rugvinnen of staartvin heeft maar van boven aan de wortel gewapend is met 1 of 2 aan weerszijden van weerhaakjes voorziene, 8-10 cm lange stekels of doornen. Deze doorn veroorzaakt door het krachtige slaan met de staart gevaarlijke wonden, vooral doordien het slijm, dat tegelijkertijd in de wond dringt, vergiftige eigenschappen bezit. De voornaamste tot deze familie behorende geslachten zijn: Dasyatis, waartoe ook de in Nederland bekende Pijlstaartrog (D. pastinaca) behoort en Pteroplatea of Zeevleermuizen in een zestal soorten hoofdzakelijk de tropische zeeën bewonend.
6. Myliobatidae (Duivelsroggen),
ook wel Arendroggen, Zeeduivels of Molenroggen genoemd. De zeer brede borstvinnen vertonen bij de kop een inham, zodat de schijf duidelijk onderscheiden is in kop en romp. De hierdoor ontstane oorvormige ,.kopvinnen” helpen het dier bij het bemachtigen zijner prooi. De meeste leden dezer familie zijn zeer groot en bewonen de tropische en gematigde zeeën. De voornaamste geslachten zijn: Myliobatis, waarvan een 7-tal soorten bekend, waarvan er 2 in Europa voorkomen. Hiertoe behoort de Molenrog (M. aquila), die soms aan de Engelse kust wordt gevangen.
7. De geslachten Ceratoptera en Dicerobatis tellen onder hun leden enkele soorten, die tot de grootste Roggen te rekenen zijn; men spreekt zelfs van Duivelsroggen, die tot 5000 kg zwaar zouden worden. Beide genoemde geslachten bewonen hoofdzakelijk de tropische zeeën, in gering aantal ook die der gematigde zone. Hiertoe behoort: Ceratoptera vampyrus, die de Noordamerikaanse kusten bewoont, verder de Gehoornde Rog (Dicerobatis giorna), die in de Middellandse Zee wordt aangetroffen.