Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

WOODBROOKERS

betekenis & definitie

ontlenen hun naam aan Woodbrooke, een gebouwencomplex te Silly-Oak een voorstad van Birmingham, waar sedert 1903 het wetenschappelijk en practisch vormings-, centrum der Quakers gevestigd is. Sinds 1908 bestaat in Nederland een Vereniging van Oud-Woodbrookers in Holland, gevormd door degenen, die een „term” in het Engelse Woodbrooke hadden doorgebracht en het eigen godsdienstige type, daar gevonden, dienstbaar trachtten te maken aan Nederlandse verhoudingen.

Zij kregen een eigen centrum in Barchem bij Lochem en worden ook aangeduid als Barchembeweging.Kenmerkend voor deze groep is de ontmoeting van recht- en vrijzinnigen, kerkdijken en onkerkelijken, op grondslag van een „oprecht verlangen naar God”. Men kent geen bindende belijdenis, laat ieder gaarne de zijne, zoekt een godsdienstige verbondenheid achter verscheidenheid van formulering, in de overtuiging dat het innerlijk licht Gods of van Christus met ieder gelovige eigen wegen gaat, op grond waarvan een diepe eerbied voor ieder mens ontbloeit en een eenvoudige, „democratische” levensvorm vanzelfsprekend is. Op de cursussen en conferenties worden godsdienstige, sociale, culturele en politieke problemen besproken in de geest van eerbied en openheid, met de wil om het licht Gods in de ander tot zegen te doen zijn voor ieder. Karakteristiek is de eigen vorm van eredienst: een korte morgenwijding, waarin de stilte en het persoonlijk gebed een voorname plaats innemen. In deze kring worden na Wereldoorlog I de eerste pogingen tot godsdienstige retraite in Nederland (op Protestantse grondslag) ondernomen. Bekende leiders der Woodbrookers waren prof.

K. H. Roessingh, prof. H. T. de Graaf, prof. G. van der Leeuw, mej.

H. W. Crommelin, ds F. Kleyn.

In 1918 werd door deze vereniging aan een groepje socialisten onder hen de opdracht gegeven „de arbeidersbeweging te dienen in religieuzen geest”; zo ontstond de Arbeiders-Gemeenschap der Woodbrookers. Terwijl de Vereniging zelf geen socialistisch standpunt innam, heeft zij toch steeds het godsdienstig-socialistisch werk der Arbeidersgemeenschap als het hare beschouwd. Deze Arbeidersgemeenschap schiep een eigen centrum in Bentveld bij Haarlem (1931) en Kortehemmen (Fr.) (1937).

Haar practische arbeid was gericht op godsdienstige verdieping der socialistische arbeiders; haar theoretisch werk, in de vorm van wetenschappelijke en populair-wetenschappelijke geschriften, hield zich bezig met de socialistische denkbeelden. Thans formuleert de Arbeidersgemeenschap als doel: confrontatie van Evangelie, humanisme en socialisme — voor zich en haar leden de evangelische geest der Woodbrookers handhavend. Leidende figuren uit de Arbeidersgemeenschap waren: J. van de Kieft, mr M. J. A. Moltzer, E.

G. Knappert, H. Roland Holst, prof. W. Banning.

Lit.: T. O. Hylkema, Woodbrooke, diss. Doopsgez. Seminarie, Amsterdam (1911); Idem, Woodbrooke en de Oud-Woodbrookers (1913); De Barchem-beweging (Huis ter Heide 1927); Herdenking 25-j. bestaan der Ver. Woodbrookers (1934); Ons werk in 1937, Woodbrookers-Werkverband (1937); G.

L. v. Dalfsen, De plaats van Woodbrooke in het Quakerisme (1940); Woodbrook 1903-’53: a Brief History of a Quaker Experiment in Religious Education, ed. by R. Davis (London 1953).

< >