Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

RÖELL, willem frederik

betekenis & definitie

baron (Amsterdam 25 Oct. 1767 - 3 Jan. 1835), werd in 1794 pensionaris te Amsterdam.

Ten gevolge van de Bataafse omwenteling (1795) werd hij ambteloos om dit tot 1802 te blijven. Toen nam hij zitting in het departementaal (provinciaal) bestuur van Holland. Schimmelpenninck belastte hem met het secretariaat van Holland. Koning Lodewijk benoemde hem tot algemeen secretaris van Staat, waardoor hij tevens secretaris van de ministerraad werd en in nauwe relatie kwam met de vorst. In 1808 stelde Lodewijk hem aan tot minister van Binnenlandse Zaken; het algemeen secretariaat van Staat hield op te bestaan. Toen in 1809 de verhouding tussen Napoleon en Lodewijk meer en meer gespannen werd, reisde de koning naar Parijs (Nov. 1809), begeleid door Röell.

De besprekingen, welke een verbetering in de betrekkingen beoogden misten haar doel. Lodewijk moest een verdrag aanvaarden (Mrt 1810), waarbij het gebied bezuiden de Waal aan Frankrijk werd afgestaan. Röell weigerde echter dit verdrag te ondertekenen. Na zijn terugkeer in Nederland vroeg Röell ontslag, hetgeen hem geweigerd werd. Tijdens de inlijving bij Frankrijk bleef Röell ambteloos, maar na het herstel van ’s lands onafhankelijkheid keerde hij terug in het openbare leven. Hij kreeg zitting in de grondwetscommissie van 1814 en werd na het in werking treden van de Grondwet secretaris van Staat voor Binnenlandse Zaken, welke titel in 1815 veranderd werd in die van minister. Wegens gezondheidsredenen nam hij in 1817 ontslag en werd lid en voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, welke functie hij tot zijn dood bekleed heeft, slechts tot 1830 telkenjare afgewisseld door een Zuidnederlander.

< >