Duits scheikundige (Göttingen 31 Mrt 181 i-Heidelberg i6Aug. 1899), was achtereenvolgens hoogleraar in de chemie te Marburg, te Breslau en van 1852-1889 te Heidelberg. Hij heeft de wetenschap met vele nieuwe onderzoekingsmethoden en ontdekkingen verrijkt.
Reeds zijn eerste onderzoekingen, o.a. die over de cyaan- en kakodylverbindingen stempelden hem tot een scherpzinnige onderzoeker van de eerste rang. Zijn veelzijdigheid bleek daaruit, dat hij niet slechts vraagstukken op zuiver wetenschappelijk, maar ook op technisch en geologisch gebied tot oplossing bracht; en aan zijn vindingrijkheid als experimentator dankt de wetenschap menig vernuftig apparaat: de Bunsen-brander, de ijscalorimeter, de gasburet, enz. zijn als voorbeelden daarvan te noemen. Bunsen’s grootste prestatie is echter de vinding (met G. Kirchhoff) van de spectraalanalyse, het hulpmiddel bij uitnemendheid der moderne chemie en physica, waarmede enerzijds de opsporing van elementen en de sleutel tot de recente opvattingen omtrent de bouw der atomen, anderzijds de mogelijkheid van de studie der samenstelling en aard van de hemellichamen gegeven waren.
Bunsen zelf ontdekte langs deze weg de alkalimetalen rubidium en caesium. Ook op geochemisch en geophysisch terrein lag zijn belangstelling: beroemd is de van hem afkomstige verklaring van de werkingswijze der IJslandse geisers. Op technisch gebied zijn te noemen zijn studiën over de verbrandingsgolf in explosieve gasmengsels, over de rol van het ijzerhydroxyde als antidotum bij arsenicumvergiftiging, over de bereiding der alkali- en aardalkalimetalen langs electrolytische weg, over de bereiding van het metaal magnesium enz. Ook als analyticus heeft hij grote verdiensten, zo o.a. in de gas-analyse. De vereniging van Duitse physico-chemici eerde zijn aandenken door zich Bunsen - Gesellschaft für Angewandte und Physikalische Chemie te noemen.Bibi.: talloze wetenschapp. publicaties; Enumeratio ac descriptio hygrometum (Göttingen 1830); Eisenoxydhydrat, das Gegengift der arsenigen Säure (1837); Schreiben ar Bcrzelius über die Reise nach Island (1846); Ueber eine volumetrische Methode von sehr allgemeiner Anwendbarkeit (1854); Gasometrische Methoden (1857 en 1879); Chemische Analyse durch Spectralbeobachtung (met Kirchhoff, 1861); Anleitung zur Analyse der Aschen und Mineralwässer (1874).
Lit.: R. W. B., ein akademisches Gedächtnisblatt (Heidelberg 1900); H. Debus, Erinnerungen an R.
W. B. (Kassel 1901); G. M. v. Deventer, R.
B. (Mannen en vrouwen v. beteekenis, 1895); Th. Curtius, R. B. als Lehrer in Heidelberg (Heidelberg 1906).