Gronings edelman, bekend door zijn dappere verdediging van Haarlem (Winsum ca 1535/’40 - Haarlem 10 Juli 1573), heeft waarschijnlijk deelgenomen aan de troebelen van 1566 en 1567, vooral ook omdat hij te Genève studeerde. Hij werd, nadat Haarlem naar de Prins overgegaan was, gouverneur van deze stad.
Toen de regeringsgetrouwe partij in de Vroedschap bij de nadering van de Spaanse troepen besloot tot onderhandelen, riep Ripperda de schutters bijeen en wekte hen op tot verdediging van de stad (4 Dec. 1572). Hij kreeg steun van Oranje, die door Marnix de vroedschap liet omzetten, terwijl de Katholieke kerken van haar beelden enz. werden ontdaan. Daarna leidde Ripperda met kracht en voortvarendheid de verdediging gedurende 7 maanden maar moest capituleren, toen alle pogingen tot ontzet faalden en een deel van het garnizoen ging muiten. Met de andere leiders van de stad werd hij 10 Juli onthoofd.Lit.: J. W. Wijn, Het beleg van Haarlem (1942). Over het geslacht Ripperda: C. P. L. Rutgers, Genealogie van het geslacht R., in: De Wapenheraut V (1901).