Nederlands heraldicus (Rotterdam 12 Mei 1828 - ’s-Gravenhage 24 Dec. 1891), was werkzaam bij de boekhandel, daarna bij de redactie van de Nieuwe Rotterdamsche Courant, werd in 1852 stenograaf bij de beide Kamers der Staten-Generaal en in 1890 als eerste stenograaf gepensionneerd. Als heraldicus verwierf hij zich een internationale naam: zijn Armorial général, veelal kortweg „Rietstap” genoemd, staat als betrouwbaar bekend en is nog steeds het bekendste naslagwerk op heraldisch gebied.
De door hem gebruikte Nederlandse heraldieke terminologie vond algemeen ingang. Men kan zeggen, dat hij de bestudering der heraldiek in Nederland in nieuwe banen heeft geleid.Bibl.: Handboek der wapenkunde (Gouda 1857, 2de dr. 1875, 3de dr. herz. d. C. Pama, Leiden 1943); Armorial général, préc. d’un dictionnaire des termes de blason (Gouda 1861, 2de dr. in 2 dln, ald. 1884-’87, verm. met 6 dln Armoiries des familles, d. V. en H. Rolland, La Haye 1903-’26, en 6 dln suppl. d. id., La Haye 1926-’51); De wapens v. d. tegenw. en d. vroegeren Ned. adel (Groningen 1890). Red. van: Heraldieke bibliotheek, 5 dln (1872-1876), nieuwe reeks, 5 dln (1879-’83).
Lit.: Alg. Ned. Fam.blad (1892), blz. 42; Levensberichten Mij v. Ned. Lett. (1894); In memoriam J. B.
R., in: Maandbl. De Ned. Leeuw, X (1892); R. T. Muschart, De afkomst v. J.
B. R. ald. LXV (1948).