[/i]De raster-reflexmethode is een reproductieprocédé voor het vervaardigen van copieën van documenten met behulp van lichtdrukmateriaal. Deze methode is ontstaan uit de wens om met het eenvoudig te verwerken lichtdrukmateriaal te kunnen „fotocopiëren” en is door de Nederlander Van der Grinten uitgevonden.
Momenteel wordt gebruik gemaakt van een dunne glasheldere diazofilm, waarbij op de gevoelige laag een uiterst dun, zwart rastervlies is aangebracht; het aantal rasteropeningen bedraagt ca 15 000 per cm1. Deze film wordt op het te reproduceren document gelegd. Bij de belichting dringen de ultraviolette stralen door de rasteropeningen en vallen, na de diazoverbinding op die plaatsen enigszins ontleed te hebben, door de film op het document. Op de beeldpartijen worden de stralen min of meer (afhankelijk van de zwarting van het beeld) geabsorbeerd en op de witte partijen gereflecteerd, waarbij zij door de film heen de intact gebleven diazolaag onder het raster aantasten. Worden na de belichting het rastervlies en de film ontwikkeld (halfnatte ontwikkeling), dan is het beeld van het document duidelijk op de film te herkennen. Van de film kunnen vervolgens op de normale wijze diazodrukken worden vervaardigd.Volgens deze methode kunnen alleen reproducties ter grootte van het origineel worden verkregen; voor het bereiken van goede resultaten geldt als een der belangrijkste voorwaarden, dat het originele beeld uit contrasten is opgebouwd die herkenbaar zijn bij ultraviolet licht, zoals zwart, bruin, rood, groen en geel op wit lichtblauw; contrasten als bruin op geel, geel op groen, blauw op wit e.d. kunnen practisch niet worden gereproduceerd. De raster-reflexmethode is geoctrooieerd; de hulpmiddelen er voor worden onder de naam „Rétocé” in de handel gebracht.
De naam lichtdruk werd oorspronkelijk gebezigd voor een vlakdrukprocédé waarmee prenten,, illustraties e.d. met een zeer grote rijkdom aan, tinten konden worden vermenigvuldigd. Een filmnegatief van het origineel wordt doorgelicht op een met een lichtgevoelige gelatinelaag bedekte plaat. Nadat de belichte plaat geëtst is,, nemen alleen de belichte delen van de laag inkt: aan en wel meer inkt naarmate de betrokken, plaats sterker belicht is en minder inkt naarmate minder sterk belicht is, zodat de gehele tintenschaal van het negatief op deze wijze in de afdrukken tot uiting komt. De afdrukken zijn, bij gebruik van geschikte inktsoorten, nauwelijks van originele foto’s te onderscheiden. Deze uitvinding dateert uit het midden der vorige eeuw en werd van ca 1870 tot ca 1920 practisch toegepast. Sindsdien is dit procédé practisch geheel verdrongen door de fotografische offset. Als voornaamste oorzaken hiervoor kunnen worden genoemd de beperkte oplage der drukvorm (max. 1000 afdrukken) en het trage afdruktempo (gemiddeld 500 druks per drukvorm per dag),
o. LANGELAAR.