Wat is de betekenis van QUIA?

2024-04-29
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Quia

in: être à quia, met de mond vol tanden staan; mettre à quia, tot zwijgen brengen.

2024-04-29
Woordenboek Italiaans (IT-NL)

A. Lankhout en J.E. Bas Backer (1951)

quia

waarom; de reden.

2024-04-29
Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Quĭă

c o n i. omdat, daar (dikwijls in verband met ideo, idcirco, propterea, ob hoc in de hoofdzin); quiane, misschien omdat? Verg.; quianam, waarom? Verg.; quia enim, daar toch, Ter.

2024-04-29
Spaans woordenboek (SP-NL)

Dr. C.F.A. van Dam (1948)

quia

¡quia! interj. fam. ach kom! neen maar! dat kan je denken!

2024-04-29
Latijns-Nederlandsch Lexicon

Stephanus Axters (1937)

QUIA

1. Omdat. 2. Dat.