Russisch cultuurfilosoof (Moskou 26 Mei /7 Juni 1793 ? 14/26 Apr. 1856), nam als huzarenofficier deel aan de veldtochten van 1812-’15 en onderging als vele officieren de invloed der liberale Westerse ideeën. Van 1820 tot 1826 verbleef hij in het buitenland en maakte daar kennis met Schelling, Lamenais e.a.
In 1836 werden zijn in 1830 in het Frans geschreven filosofische brieven in het Russische tijdschrift De Telescoop gepubliceerd. Hierin schilderde hij Ruslands verleden en heden in sombere kleuren en betoogde dat Rusland geen organische ontwikkeling had meegemaakt zoals het Westen, omdat Rusland het Christendom niet uit Rome maar uit Byzantium had ontvangen; hij stelde het Westerse middeleeuwse Christendom tot voorbeeld. Dit artikel wekte een storm van verontwaardiging en Tsjadajew werd krankzinnig verklaard. Zijn publicatie gaf echter de stoot tot een discussie over Ruslands plaats in de wereld, waaraan zowel Poesjkin als Herzen, de Slavophielen en de Westerlingen (Zapadniki), de Narodniki en de Marxisten zouden deelnemen.Bibl.: L’Apologie d’un fou (1837) ; Œuvres choisies, uitgeg. d. de Russische Jezuïet vorst P. Gagarin (1862) ; voll. werken en brieven, uitgeg. d. Gersjenson, 2 dln (Moskwa 1913); Philos, brieven, Russ. uitg. (1936).
Lit.: E. A. Moskoff, The Russian Philosopher Chaadayev (New York 1937) ; Ch. Quenet, Tchaadeev et les Lettres philosophiques, 2 dln, diss. Paris (1931); A. von Schelting, Russland u. Europa im russ. Geschichtsdenken (1948).