Nederlands staatsman (Batavia 3 Juni 1812 - Scheveningen 6 Febr. 1881), promoveerde 11 Oct. 1832 te Leiden in de rechten, oefende daarna in Indië de rechtspraktijk uit. Na het radicaal van Indisch ambtenaar te hebben verworven (6 Nov. 1834), trad hij als referendaris in ’s Lands dienst (21 Febr. 1835).
In Mei 1848 stond hij met Baron van Hoëvell aan het hoofd van de adrescommissie tot opheffing van vele misstanden. g Oct. 1851 werd hij lid van de Raad van Indië. Met verlof in Nederland, nam Van Hall hem als minister van Koloniën op in zijn kabinet (1 Jan. 1856 - 18 Mrt 1858). Van Sept. 1860 30 Mei 1866 was hij lid van de 2de Kamer, om dan andermaal als minister van Koloniën op te treden. 17 Sept. 1866 volgde zijn aanstelling tot gouverneur-generaal. Dit gaf Keuchenius aanleiding tot het indienen van een motie van afkeuring over deze regeringsdaad. De aanneming er van (27 Sept. 1866) had de ontbinding van de 2de Kamer tot gevolg. 1 Jan. 1872 legde Mijer zijn ambt als G.G. neer. Tijdens zijn bewind werd de rust in Z.O.-Borneo hersteld en hadden expedities plaats naar Bali, Mandar en de Mentawei-eilanden.
Staatsblad Ned.-Indië, 1868, no 58 stelde de regels vast voor de winning van aardolie op Java en Madoera. Deze modelregeling werd de grondslag waarop de aardolienijverheid in de Indische Archipel werd opgetrokken. Onder Mijer’s conservatief ministerschap werd het agrarisch beleid weinig veranderd; nog in het eerste jaar van zijn G.G.schap lokte hij een koninklijke proclamatie uit, waarin de inlanders de rechten op cultuurgronden werd verzekerd. Een aantal administratieve hervormingen vond plaats en sindsdien begon de economische opbloei van Sumatra’s Oostkust (tabakscultuur).J. G. F. POLMAN
Bibl.: Versch. hist. bijdr. in h. T. v. Ned.-Indië; Verzameling v. instructies, ordonnantiën en reglementen v. d. reg. v. Ned.-Indië (Batavia 1848); J. Chr. Baud geschetst (Utrecht 1878).
Lit.: S. van Deventer, Mr P. Mij'er, in: Levensb. Mij d. Ned. Letterk. (1884), p. 71; M. A.
Rhede v. d. Kloot, De GsG. en Comm.-G. v. Ned.-Indië (’s-Gravenhage 1891); F. W. Stapel, GsG. v. Ned.-Indië (’s-Gravenhage 1943); J. de Loos-Haaxman, De landsverzameling schilderijen in Batavia (Leiden 1941).