Frans staatsman (Montpellier 17 Juni 1756-Brussel 15 Febr. 1820), was oorspronkelijk koopman, werd in 1791 lid van de Wetgevende Vergadering en vervolgens in 1792 van de Nationale Conventie. Hij stemde voor de dood van Lodewijk XVI en onderscheidde zich als financieel deskundige door aan het révolutionnaire gouvernement de middelen te verschaffen het centraal gezag te versterken en de oorlog te voeren: door inbeslagneming van goederen van emigranten en van kerkegoed in België, waarop nieuwe millioenen aan assignaten uitgegeven werden.
Aanvankelijk lid van het centrum, sloot hij zich later bij de Bergpartij (z Berg) aan en veroorzaakte mede de val der Girondijnen. In Apr. 1793 werd hij lid van het Comité de Salut Public; hij behartigde er ook weer vnl. financiële zaken, stelde de inrichting van het Grootboek der Openbare Schuld voor en kantte zich tegen sociale maatregelen. IX Thermidor (27 Juli 1794) was hij tegen Robespierre, maar na diens val verloor hij spoedig terrein. Aangeklaagd als schuldig aan de opstand van 1 Prairial (20 Mei) 1795, ontsnapte hij alleen aan de gevangenis door zich te verschuilen, en toen de amnestie van 26 Oct. 1795 hem veroorloofde zich weder in het openbaar te vertonen, schreef hij zijn Lettre à mes concitoyens sur les finances. Van die tijd af en gedurende het keizerrijk woonde hij op zijn landgoed bij Montpellier.
Na de Tweede Restauratie op de lijst der koningsmoordenaars geplaatst, werd hij uit Frankrijk verbannen.Lit.: F. Bornarel, C. et la révolution française (Paris 1905); R. Arnaud, La débâcle financière de la révolution. C. d’après des documents inédits (Paris 1926); M.
Marion, Hist. financière de la France depuis 1715, II (1789-’92) (1919) ; III (1792-97) (1921).