Frans natuurkundige (Parijs 15 Mei 1859-19 Apr. 1906), tweede zoon van Eugène Curie, arts te Parijs, behaalde, na huisonderwijs te hebben genoten, in 1875 zijn baccalauréat aan de Sorbonne en was op 18-jarige leeftijd licencié (candidaat). Hij begon toen zijn wetenschappelijke loopbaan als assistent van prof.
Desains. In 1880 ontdekte hij samen met zijn broer Jacques het verschijnsel der piëzo-electriciteit bij hemiëdrische kristallen. In 1883 werd hij leider der practische oefeningen in de natuurkunde aan de pas opgerichte Ecole de Physique et de Chimie industrielles. Met bescheiden hulpmiddelen verrichtte hij hier zeer fundamentele onderzoekingen, o.a. over de eigenschappen van kristallen, de constructie en het gebruik van electrometers en balansen, en over het magnetisch gedrag der stoffen in afhankelijkheid van de temperatuur.
Hierbij vond hij o.a. de wet, dat de magnetiseerbaarheid van paramagnetische stoffen omgekeerd evenredig is met de absolute temperatuur, welke als de wet van Curie bekend is.In 1895 werd hij leraar aan de Ecole de Physique et de Chimie. In hetzelfde jaar trad hij in het huwelijk met Marva Sklodowska, die voor een haar opgedragen onderzoek in genoemde school werkzaam was. Uit dit huwelijk werden twee dochters geboren: Irène (12 Sept. 1897) en Eve (6 Dec. 1904).Te zamen met zijn echtgenote wijdde Curie zich van 1897 af in hoofdzaak aan het onderzoek van het in 1896 door Henri Becquerel ontdekte verschijnsel der radioactiviteit. Dit onderzoek, dat grotendeels werd uitgevoerd in een oude schuur op de binnenplaats van de school, leidde o.a. tot de ontdekking van de radioactieve elementen polonium en radium. Het hem in 1902 aangeboden Legioen van Eer wees hij af onder het motief, dat hij geen behoefte had aan een decoratie doch wel aan een laboratorium.
Eerst nadat zijn grote verdiensten buiten Frankrijk erkend waren door de toekenning van de Davy-medaille en van de Nobelprijs voor Natuurkunde — de laatste te zamen met Mme Curie en met Henri Becquerel — werd hij in 1904 tot hoogleraar aan de Sorbonne en in 1905 tot lid van de Académie des Sciences benoemd. Van de grotere mogelijkheid tot wetenschappelijk werk, welke hem hierbij geboden werd, kon hij echter slechts kort profiteren. Een aanrijding maakte in igo6 op tragische wijze een einde aan zijn leven. Zijn werk werd door Madame Curie voortgezet
PROF. DR G. J. SIZOO
Bibl.: Œuvres (1908).
Lit.: Notices sur les travaux scientifiques de P. C. (1902); Nature LXXIII (1906), blz. 612; M. D. Cernez, Notice sur P.
G. (Paris 1907).