Duits dichter (Erwitzen, Westfalen, 11 Sept. 1854 - Gross-Lichterfelde 7 Mei 1904), eerst klerk aan een rechtbank, studeerde vervolgens te Leipzig filosofie en letteren en werd daarna journalist te Bremen. Hij reisde veel.
Na 1891 woonde hij te Hamm en te Berlijn. Hij was zeer begaafd, als lyricus, als romanschrijver en als dramatisch dichter, maar door zijn geringe innerlijke zelfbeheersing bereikte deze „Literarzigeuner” minder dan mogelijk ware geweest.Bibl.: Romans: Die Sozialisten (1887); Kleopatra (1902); Semiramis (1905); Des Platonikers Sohn (drama, 1897); Ausgewählte Werke (uitgeg. d. J. Hart, 4 dln, 1905); Aus dem Heiligtum der Schönheit (aphorism. en ged. uitgeg. d. F. Droop, 1909).
Lit.: E. Lasker-Schüler, Das Peter-Hille-Buch (1906; 2de dr. 1919); G. Hermann, P. H. (1908); H. Roselieb, P. H. (1920).
